zocht men in veel landen naar organisatiemodellen om de administraties onder controle
te houden. In Nederland werd dit groeiproces aan de hand van voorstellen van een in
1818 ingestelde staatscommissie in september 1823 afgerond met een organisatiebesluit
voor de departementen van algemeen bestuur en met het instellingsbesluit voor de mi
nisterraad. De secretarissen-generaal kregen greep op de administratieve procesgang en
de verantwoordelijkheid hiervoor. Het politieke beleid kreeg in de ministerraad, een in
stelling, waartegen zowel koning Lodewijk Napoleon als zijn broer de Keizer zich im
mer hadden verzet, een coördinatiepunt.
Het overdragen van de historische archieven aan een gespecialiseerde dienst paste in het
streven naar doelmatigheid en beheersbaarheid en beantwoordde aan de kritische zin
van de ontwikkelde burgerij. Guizot, die in 1812 aan de Sorbonne verbonden werd, be
nadrukte de noodzaak van bronnenonderzoek, la nécessité de prendre les faits pour ba
se et pour règle, la nécessité de renfermer l'histoire dans les faits*9. De grote archieven
boden de mogelijkheid het gebeuren te bestuderen in het verleden zelf; de openbare ar
chiefbewaarplaatsen leken de historie te geven zoals deze werkelijk was geweest. De ge
gevens konden in hun verband en tegen de eigen achtergrond worden bestudeerd en
vergeleken met materiaal van andere administraties uit dezelfde tijd.
Men zag de geschiedenis als een evolutie en een opdracht. Een illustratie geeft een noti
tie van Thorbecke: met openbaarheid wint ook de politieke zedelijkheid. Een duidelijk
bewijs voor den adel zoowel der menschelijke natuur als van hetgeen politiek bestemd
is te zijn. Openbaarheid brengt in gemeenschap met het algemeene verstand, met de be
grippen en kennis, waaraan de natie rijk is, en trekt deelneming en medewerking90
Openbaarheid van de bestuursarchieven werd in de tweede helft van de achttiende eeuw
nagestreefd als een middel om de bureaucratie voor machtsmisbruik te behoeden. De
vrijheid van handelen was voor de gezagsdragers ingeperkt; er mocht niet gehandeld
worden buiten of tegen de wetten in. Controle hierop was voor de burgers mogelijk
door middel van de openbaarheid.
Uiteraard waren de voorstanders van een sterk, alert overheidsgezag niet gelukkig met
de inperking en de controle. In de bezwaren speelde ook de gedachte mee, dat het han
delen van de overheid toch niet begrepen kan worden door buitenstaanders, door het
beperkte onderdanen verstand. Opmerkelijk is een notitie uit 1828 van de invloedrijke
referendaris mr. P. G. van Ghert (1782-1852), een leerling en een vriend van de pruisi-
sche staatsfilosoof Hegel. Van Ghert verzette zich tegen een voorstel van Gachard om
bepaalde bestuursbescheiden te publiceren en schreef: dat het immer eene bedenkelijke
zaak is om staatsstukken, die uit den aard der zake geheim zijn en eer vervelend dan be
langrijk voor het publiek, door den druk gemeen te maken. Ten andere kan men de
kwade partij, die steeds te kwader trouw handelt, daardoor tot geene overtuiging bren
gen; maar dikwerf geeft men dezelve op die wijze of wapenen in de hand om daarvan
een schadelijk gebruik te maken of men wijst haar de middelen aan om met vermijding
van stellige verordeningen, hare oogmerken langs andere wegen te bereiken51. Van
49 G. LEFEBVRE, La naissance de l'historiographie moderne (Parijs, 1971) blz. 172, 175.
Algemeen Rijksarchief, archief Thorbecke 647; Jaarverslag rijksarchiefdienst 1972, blz. 12.
51 Algemeen Rijksarchief, archief Van Ewijck inv.nr. 7.
[450]
Ghert geloofde niet in het argument van Gachard, dat openbaarheid de triomf zou be
vorderen van 'les bons principes' noch deelde hij de mening van Thorbecke, dat open
baarheid de burger politiek vormt.
Het lijkt voor de toekomst van belang, dat het openbaar archiefwezen blijft werken aan
een betrouwbaar en doorzichtig openbaarheidsregiem in overeenstemming met de
taakstelling, die in 1953 te Scheveningen werd geformuleerd tijdens het tweede interna
tionale archiefcongres: 'The Creed of the archivist is the sanctity of evidence; his task,
the preservation in the documents committed to his charge of everything that is eviden
tial; his aim, without prejudice or afterthought, to make available for all who wish to
know the means of knowledge'52.
SUMMARY
Opening Government Files and Archives 1766-1829
French parliaments held against royal intendants and a growing ministerial bureaucracy
the doctrine that officials were bound by laws. Laws had to be registered in the so-
called 'dépot des lois'. According to the 'bourgeoisie de robe' a 'dépöt des lois' should
be inviolable and easy by accessible. The French Archives law of 1790 transformed the
'Archives Nationales' into such a 'dépöt des lois'.
By the law of '7 messidor an II' the Archives' competence and the right of access were
restricted to closed files.
The Dutch 'Reglement' on the access to government archives of 1829 was based on
Belgian experiences with French administration. This 'Reglement' and the erudite
example of Gachard (1800-1885), the famous archivist of the liberal kingdom of Bel
gium, stimulated the development of public archives in Europe.
52 F. RANGER (ed.), Prisca munimenta, studies presented to dr. A.E. J. Hollaender (Londen,
1973) blz. 8.
[451]