Maastricht en Lotharingen maar dan tegen het einde van Zwentibolds regering, als de kanselarij nog maar gebrek kig en niet meer naar vaste regels functioneert. Echter, het is en blijft alles speculatief, tot zekerheid kunnen we niet komen. Het was slechts mijn bedoeling erop te wijzen dat een latere datering van DZ 10 niet mag worden uitgesloten, hetgeen niet onbelangrijk is voor de aloude vraag of er een korte spanne tijds vóór bisschop Radbod van Utrecht een Egilboldus of Egilbertus op diens troon heeft gezeteld39. Een vraag waarop ik hier niet kan ingaan en die waarschijnlijk ook nimmer tot een oplossing kan worden ge bracht. Inhoudelijk zijn en blijven de beide oorkonden van Zwentibold van belang, omdat ze twee typen van vrijlating, welker bestaan we al konden vermoeden, met grote duidelijkheid omschrijven en daarmede wat meer licht verschaffen in de tamelijk duistere materie van de vrijlatingen in het algemeen. SUMMARY Two Charters of Manumission Given by King Zwentibold Among the charters of King Zwentibold of Lorraine (895-900) there exist two which are very illustrative of two special ways of manumission. The first charter shows the manumission per denarium by the king of a slave owned by a church, after the king has given to this church, by way of compensation, two of his own slaves. The charter refers to this way of manumission as customary, but is is the only one which clearly defines this type. By means of the second charter the king sets free per denarium three slaves of Count Angilramnus, but only after these slaves has been transferred to the property of the king, which proves that the liberator had to be the same person as the lord of the slave. In both cases parties applied to the king because his act of manumission had fullest le gal force. 39 Zie hierover SCHIEFFER, Kanzlei, biz. 51, en dezelfde, Urkunden, biz. 35; F. W. OEDI- GER, Die Stiftskirche des HI. Viktor zu Xanten. Das alteste Totenbuch des Stiftes Xanten (Kevelaar, 1958) biz. 76; R. PARISOT, Le royaume de Lorraine sous les Carolingiens (843- 923), (Parijs, 1899) biz. 519 en 530; S. MULLER HZN., 'Egilbertus episcopus Traiectensis', in Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akad. v. Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 5e reeks le deel (1915) biz. 148-156. [214] Enige kanttekeningen bij twee oorkonden uit 919 G. van Herwijnen In juni 919 vindt in het paleis te Herstal (bij Luik) een koninklijke rechtszitting plaats, waaraan wordt deelgenomen door de Westfrankische koning Karei III, de Eenvoudige, die sinds 911 het bestuur over Lotharingen voert, en door een groot aantal bisschop pen, graven en schepenen scabiniDe rechtbank behandelt een bij Karei ingediende klacht van de aartsbisschop van Trier, Ruotger, die verklaart dat de abdij van Sint Ser- vaas te Maastricht, abbatia sancti Servatii quae est constructa in Trajecto, in comitatu Maseland, ten onrechte door graaf Reinier en diens zoon Giselbrecht met geweld is ont nomen aan de aartsbisschoppelijke kerk van Trier. Ruotger vraagt de teruggave van de Sint-Servaasabdij aan zijn Trierse kerk. Daarbij brengt de aartsbisschop in herinnering dat de abdij ooit door koning Arnulf aan de kerk van Trier is geschonken. De leden van de rechtbank achten de klacht van Ruotger gegrond en daarom stelt Karei de Eenvoudi ge de Maastrichtse Sint-Servaasabdij weer in handen van de aartsbisschoppelijke kerk van Trier. De uitspraak wordt op 13 juni 919 door Karei vastgelegd in een placitum, een gerechtsoorkonde1. Deze oorkonde, waaraan bovenstaande gegevens ontleend zijn, geeft de namen van de vijf bisschoppen, twaalf graven en achttien scabini, die aan de uitspraak hun medewer king verleenden. De oorkonde is op bevel van Karei geschreven door een zekere Rat bod: Ratbodus notarius precipiente domno rege Karolo hanc notitiam scripsit et sub- scripsit, en bevat derhalve geen recognitie door of namens een kanselier. Ook een re cognitie door de paltsgraaf is niet aanwezig. Zoals gebruikelijk bij gerechtsoorkonden ontbreekt de signumregel van de koning en is de oorkonde bezegeld met een speciaal voor placita gebruikt zegel: sigillo nostri palatii earn notitiamroborari jussi- mus2. Zesentwintig dagen na deze optekening bevestigt Karei de Eenvoudige op 9 juli in Thi- onville aan aartsbisschop Ruotger de uitspraak over de teruggave van de Sint- 1 Deze oorkonde (in origineel zij het zeer beschadigd bewaard in het Staatsarchief te Ko blenz) is uitgegeven door PH. LAUER in Recueil des actes de Charles III le Simple, roi de France, 893-923 (Parijs, 1949) blz. 229-231, nr. 100 (DKdE 100). Zie over deze oorkonde TH. SCHIEFFER, Die lothringische Kanzlei urn 900 (Keulen/Graz, 1958) blz. 127-130, waar ook een afbeelding (Tafel XI) van het origineel. 2 Afgebeeld bij LAUER, Recueil des actes, plaat IV, 3. Dit zegel komt bij de van Karei in origi neel overgeleverde oorkonden alleen op deze oorkonde voor. Zie ook LAUER, a.w., blz. XL1X. [215]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 12