despotie genoemd en zo spraken en schreven de parlementen veel over de 'despotie van de commiezen' en over het 'despotisme ministériel'9. Na een lange reeks van conflicten en intriges leidde een proces, dat de parlementen aanspanden tegen een gouverneur van het rebelse Bretagne op beschuldiging van machtsmisbruik, tot een breuk met de kroon, die zelf in het geding kwam. Lodewijk XV belastte een fel tegenstander van de parlementen, de kanselier Maupeou, een voorman van de gezagsgetrouwe parti dévot, met de leiding van de regering. In de loop van 1771 werden de eeuwenoude parlementen opgeheven en vervangen door mo derne gerechtshoven met een beperkt ressort. Een storm van protesten stak op; men vond, dat de staatsorde was aangetast: détruire ces privilèges et ces règlements, c'est renverser l'ordre public, c'est porter dans la société le trouble et la dissension sous le prétexte spécieux de réformer des abus anciens10 De parlementen kregen steun van de jansenisten. Deze beweging had veel aanhang on der de lagere geestelijkheid en onder de bourgeoisie de robe, een groep, waartoe plaat selijke en gewestelijke functionarissen, advocaten, zaakwaarnemers en notarissen be hoorden. Ernst, soberheid en studiezin kenmerkten deze burgerij, die in latere jaren door Ernest Renan beschreven werd als peu mondaine dans ses habitudes, assez analo gue a l'ancienne société calvinisten. De jansenisten hadden binnen de roomskatholieke kerk met succes gestreden tegen de invloed van de romeinse curie op het geestelijk leven en hadden in 1764 met hulp van de parlementen de opheffing bewerkt van de gehate je- zuïtenorde. Zij waren zeer geïnteresseerd in de geschiedenis en voelden zich beheerders van een rijke traditie van ware vroomheid en vrijheid, die aan de toekomstige generaties doorgegeven moest worden. De jansenisten keerden zich met een stroom van geschriften tegen de 'verbazingwek kende revolutie van de kanselier Maupeou'. Het belangrijkste geschrift in deze strijd waren de Maximes du droit public frangais, waarvan de tweede, in omvang verdubbel de druk in 1775 te Amsterdam verscheen bij de uitgever Marc Michel Rey12. De eerste opzet van het werk was van de hand van de Parijse advocaat Claude Mey (1712-1796). Tezamen met enige collega's onder wie Armand Gaston Camus (1740-1804), die later naam verwierf als politicus en archivaris, had hij het omvangrijke werk voltooid13. Frankrijk was, aldus de Maximes, een door wetten getemperde monarchie; de histori sche, eeuwenoude grondwetten, les lois fondamentales de la Monarchie, konden niet worden gewijzigd dan in overleg met de Staten-Generaal14. De vorst was enkel vrucht gebruiker van de souvereiniteit, waarvan het eigendomsrecht bij de natie berustte15. 9 M. ANTOINE, Le conseil du roi sous Louis XV (Parijs, 1970) blz. 409, 421, 431 572 10 DOYLE, a.w., blz. 209. 11 E. RENAN, 'Souvenirs du Journal des Débats', in H. PSICHARI en L. RÉTAT, Ernest Re nan, Souvenirs d'enfance et de jeunesse (Parijs, 1973) blz. 272. 12 Rijksarchief Utrecht, Nouvelles Ecclésiastiques 1775 blz. 13 L'étonnante révolution opérée par mr. le Chancelier de Maupeou. J. EGRET, Louis XV et l'opposition parlementaire (Pa rijs, 1970) blz. 214. 13 A. G. CAMUS, Lettres sur la profession d'avocat et bibliothèque choisie.., 3e druk (Parijs 1805) II blz. 23. 14 (C. MEY), Maximes du droit public frangais, 2e druk (Amsterdam, 1775) blz. 249, 250, 156. 15 Maximes, II blz. 202. [442] Veel nadruk kregen de vrijheid van de burger en de onaantastbaarheid van het eigen domsrecht. De vrijheid van de burger werd keer op keer geschonden door de lettres de cachet, terwijl het eigendomsrecht aangetast werd door allerlei nieuwe belastingen en door de prijsbeheersingspolitiek, waartoe Maupeou's minister van Financiën, Terray, was overgegaan16. Buiten de parlementen om konden geen verbindende maatregelen ge troffen worden. De parlementen mochten nieuwe wetten en besluiten alleen opnemen in het dépot des lois, indien bij verificatie geen gebreken ontdekt waren. Het dépot des lois behoorde onaantastbaar te zijn en openbaar: la Monarchie ne pouvant subsister sans lois, il faut que'elles soient connues; qu'on puisse y avoir recours dans le besoin: qu'elles soient placées dans un dépot sür, oü il soit facile de les consulter17. In dit verzoek om een onaantastbaar en openbaar archief weerspiegelde zich zowel het constitutionele als het historisch-wetenschappelijk streven van de jansenisten. In de vraag om openbaarheid is ook een afstand nemen te zien ten opzichte van de mondaine noblesse de robe, adellijke grootgrondbezitters, die de parlementen beheersten. De be schuldiging, dat de parlementen de geschiedenis misbruikten en manipuleerden, kon door openbaarheid worden voorkomen18. De archiefwet van 1790 Lodewijk XVI die, na het overlijden op 10 mei 1774 van Lodewijk XV de troon besteeg, ontsloeg Maupeou en Terray en benoemde Turgot, een principieel tegenstan der van prijsbeheersingsmaatregelen, tot minister van Financiën. De jonge vorst be wonderde het werk van Maupeou en de zeer bekwame Terray, doch vond hun manieren te ruw en te emotioneel19. De koning wilde de historische parlementen terug als een te genwicht tegenover de machtige, gestaag groeiende bureaucratie. Lodewijk XVI was van oordeel, dat een koning bij de besluitvorming voorgelicht en geremd moest worden en hij was gevoelig voor het argument, dat de parlementen nooit gevaarlijk waren ge weest onder een goede regering20. De oude parlementen werden onder groot enthousi asme van de bevolking hersteld21. Het blinde, door particuliere en provinciale belangen bepaalde verzet van de parlemen ten tegen het hervormingsbeleid van de kroon dwong op den duur tot het bijeenroepen van de Staten-Generaal. De vergadering van de Staten-Generaal, die op 5 mei 1789 te Versailles door Lodewijk XVI werd geopend, telde 1155 afgevaardigden. Ruim de helft van hen vertegenwoordigde de derde stand, die het merendeel van zijn gedeputeerden gekozen had uit de bourgeoisie de robe22. Op 17 juni 1789 riep de derde stand, versterkt met enige lagere geestelijken, zichzelf uit tot Assemblée Nationale. Camus, een van de 16 Maximes, I blz. 136, 41, 66; S. L. KAPLAN, Bread, politics and political economy in the reign of Louis XV (Den Haag, 1976) deel 1 blz. XXVIII, deel II blz. 528, 529. 17 Maximes, II blz. 37. 18 ANTOINE, a.w., blz. 35. 19 EGRET, a.w., blz. 223, 225. 20 EGRET, a.w., blz. 225. 21 DOYLE, a.w., blz. 162, 163, 164. 22 J. GODECHOT, Les institutions de la France sous la révolution et l'empire, 2e druk (Parijs, 1968) blz. 43. W. GIESSELMANN, Die Brumairianische Elite (Stuttgart, 1977) blz. 53. [443]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 126