De overheid opent haar archieven 1766-1829
A. E. M. Ribberink
Inleiding
De roep om openbaarheid van de bestuursarchieven kwam op in de tweede helft van de
achttiende eeuw, toen zich in enkele europese landen centrale gespecialiseerde
overheidsadministraties ontwikkelden. In het verzet tegen deze nieuwe bestuursorganen
wonnen stromingen aan kracht, die streefden naar grondwettelijke vrijheden en waar
borgen. Een van de vrijheden, die werden verlangd, was het recht op toegang tot de
overheidsarchieven. De openbaarheid van beslissingen en beschikkingen leek een ge
past middel om de administraties voor machtsmisbruik te behoeden. Zweden gaf van
deze openbaarheid een goed voorbeeld. Het land beleefde van 1718 tot 1772 de zogehe
ten 'Vrijheidstijd'. De macht lag bij de rijksdag, die was samengesteld uit de vertegen
woordigers van de standen en die zelfs het recht verworven had de koning te kiezen. Op
het hoogtepunt van de macht van de standenvertegenwoordigers, in 1766, kwam een
drukpersverordening tot stand; de pers en het publiek kregen het recht op inzage en ko
pie van de bestuursbescheiden en daarmee een aandeel in het toezicht op de bureaucra
tie. Ambtenaren, die in enig opzicht verzet tegen de verordening zouden bieden, wer
den met het verlies van hun baan bedreigd1.
Heel opmerkelijk waren de ontwikkelingen in Frankrijk. Het verlangen naar een over
heid, die naast en niet tegenover de burger staat, vond er in een lange felle strijd organi
satorische vormen om persoonlijke vrijheid en maatschappelijke bestuurbaarheid met
elkaar te verenigen. In deze ontwikkeling kreeg het openbaar archiefwezen voor het
eerst gestalte.
Een onschendbaar en openbaar dépot des lois
In de tweede helft van de achttiende eeuw werd Frankrijk cultureel en economisch meer
en meer een eenheid. Wegen en kanalen werden aangelegd en tol- en tariefbarrières
gesloopt. De binnen- en buitenlandse handel groeide. Studiegenootschappen werden
opgericht, nieuwe technieken ingevoerd en fabrieken gesticht. Het hoger technisch on
derwijs bereikte in het tweede en derde kwart van de eeuw een ongeëvenaarde kwaliteit
1 J. M. DE MEIJ, 'Openbaarheid van overheidsdocumenten in Scandinavië', in Bestuursweten
schappen 1966 blz. 78 e.v.
[440]
met de école des ponts et chaussées, de genie- en artilleriescholen, de école des mines en
de école de chirurgie2.
De maatschappelijke veranderingen, die door de technische revolutie veroorzaakt wer
den, verwarden velen. De mentaliteit van de mensen veranderde. Oude verbanden wer
den de een na de ander aangetast en een 'esprit de propriété' verdreef de 'esprit de com-
munauté'. In latere jaren verhaalde een van de ministers van Napoleon dat hij als kind
van zijn vader had geleerd het woord 'eigendom' niet dan met eerbied uit te spreken3.
Men klaagde, dat de rust, de welstand en de dierbaarste belangen geofferd werden aan
de passie enkelen te verrijken, la tranquillité, l'aisance, les intéréts les plus chers d'un
état sont imprudemment sacrifiés a la passion d'enrichir un petit nombre d'individus4.
Het ongenoegen richtte zich tegen de ministers en tegen de groeiende invloed van de
ambtenaren. De oppositie werd geleid door de parlementen. Frankrijk telde in de acht
tiende eeuw twaalf parlementen, die ieder één of meer provincies bestreken. Het waren
machtige en omvangrijke lichamen. In het laatste kwart van de eeuw woonden in het
ressort van het belangrijkste parlement, het parlement van Parijs, tien miljoen mensen.
Onder het parlement van Bordeaux vielen ruim twee, onder dat van Toulouse drie en
onder het parlement van Bretagne te Rennes bijna tweeenhalf miljoen Fransen5. Ter
vergelijking kan dienen, dat Holland, de tegenwoordige provincies Noord- en Zuid-
Holland tezamen, in diezelfde tijd ongeveer zevenhonderdvijftigduizend inwoners
telde6.
De parlementen hadden naast de zorg voor de rechtspraak tot taak de voorschriften te
registreren, die voor hun provincie of provincies van kracht zouden zijn; eerst na deze
registratie waren de wetten bindend. Een Manuel des souverains van 1754 verwees voor
de registratie- en verificatietaak naar woorden van de vereerde koning Hendrik IV: la
garde et la conservation des lois appartiennent naturellement a nos cours de
Parlements7De registers, waarin de parlementen de wetten afschreven, vormden het
zogeheten dépot des lois. Montesquieu verwees er in 1748 naar in zijn hoofdwerk De
l'esprit des lois: Ce dépot ne peut être que dans les corps politiques, qui annoncent les
lois lorsqu'elles sont faites et les rappellent lorsqu'on les oublie8.
De parlementen boden verzet tegen het opkomen van een besluitenbewind; ambtenaren
moesten de wet uitvoeren en mochten niet eigenmachtig bij beschikkingen besturen.
Door middel van verificatie en registratie probeerden de parlementen de administratie
ve besluitvorming te beheersen. Een gezag, dat niet aan wetten gebonden was, werd
2 R. MOUSNIER en E. LABROUSSE, Le XVIIle siècle, révolution intellectuelle, technique et
politique (1715-1815) (Parijs, 1953) blz. 148. A. SOBOUL, La France a la vieille de la révolu
tion (Parijs, 1966) blz. 16, 17, 25 e.v.
3 CH. GOMEL, Mollien, mémoires d'un ministre du trésorpublic I (Parijs, 1898) blz. 56. J. L.
TALMON, The origins of totalitarian democracy (Londen, 1961) blz. 51.
4 TALMON, a.w., blz. 60.
5 W. DOYLE, The parliament of Bordeaux and the end of the old regime 1771-1790 (Londen,
1974) blz. 10.
6 D. J. NOORDAM, 'De bevolking van Holland in de pré-industriële tijd', in Holland,
regionaal-historisch tijdschrift 10 (1978) blz. 162.
7 R. TAVENEAUX, Jansénisme et politique (Parijs, 1965) blz. 205.
8 De l'esprit des lois, 2e boek 4e hoofdstuk.
[441]