Het conflict
De basis van het conflict werd gelegd toen Arent Baron van Wassenaer, heer van Dui
venvoorde, Voorschoten etc. en tevens hoogheemraad van Rijnland, in zijn kwaliteit
van heer van Voorschoten de 7e februari 1665 aan zijn medebroeders in Rijnlands colle
ge verzocht om tot dienst ende leventheijt vant dorp van Voorschooten de Achterweg
van dat dorp op de noordoost- en zuidwesteinde met slagbomen te mogen afsluiten.
Zijn motief was, dat de passage over de binnenwagenwech, nu de Voorstraat, zou moe
ten gaan, waar de bedrijven en neringen waren gevestigd, waardoor wellicht de handel
zou toenemen. De passanten over de Achterweg werden nooit met de neringdoenden in
aanraking gebracht. Het is wel duidelijk, dat de heer van Voorschoten bij deze regeling
eveneens wel zou varen, gezien de heffingen, die zijn schout en ambachtsbewaarders en
hij zelf van bedrijven en neringen mochten innen. Voorts werd echter rekening gehou
den met de aangeërfden en ingezetenen, die bij gebruik van de Achterweg iedere keer de
slagbomen moesten sluiten, waartoe hen een sleutel verstrekt werd. Bij overtreding
werd ieder bestraft met een boete van 12 stuivers ten behoeve van de schout13. De Ach
terweg was toen reeds een openbare en schouwbare weg, waarover dijkgraaf en hoog
heemraden van Rijnland jurisdictie hadden; derhalve moesten zij over het verzoek van
de heer van Voorschoten, die tevens hun collega was, beslissen. Geen oppositie werd
gehoord en het verzoek werd natuurlijk toegestaan.
Ook de heer van Ter Lips, Carel van Wijngaerden, had zich officieel niet verzet tegen
de wens van Baron van Wassenaer Duivenvoorde. Te paard of per rijtuig, hetgeen toen
nog een zeldzaam en elitair vervoermiddel was, maakte hij gebruik van zijn oprijlaan en
steeds zal er wel iemand geweest zijn, die de slagbomen voor hem opende, als hij ge
bruik wilde maken van de Achterweg.
Het staat niet vast waar die slagbomen precies werden geplaatst, maar zeer waarschijn
lijk werd de noordoostelijke gesteld waar thans de zogenaamde Leidse weg begint en de
zuidwestelijke bij het eind van de huidige Wijngaardenlaan. Aanvankelijk werd aan de
maatregel van de heer van Voorschoten wel de hand gehouden, maar het zal duidelijk
zijn, dat het gedoe met de sleutels, zowel voor aangeërfden als passanten veel te lastig
was. Op geheimzinnige wijze verdwenen in de loop der jaren die slagbomen. Eerst wer
den ze beschadigd, reparaties werden niet of slecht uitgevoerd, dan verdwenen er on
derdelen en na verloop van tijd was er geen slagboom meer te bekennen en werd als
vanouds door passanten en ingezetenen gebruik gemaakt van de Achterweg. Het zal
wel niet doenlijk geweest zijn telkens de kapotte slagbomen te laten repareren en Arent
van Wassenaer liet tenslotte de zaak maar op zijn beloop. Het effect voor de bedrijven
was nihil en het kostte hem alleen maar geld.
De situatie veranderde, toen Arent van Wassenaer Duivenvoorde in 1681 was overle
den. Hij werd in al zijn goederen en rechten opgevolgd door zijn zoon Jacob, die in
1679 tot dijkgraaf en baljuw van Rijnland benoemd werd. Hij wenste het effect van de
aan zijn vader verleende vergunning te hernieuwen en hij gaf de dorpstimmerman Si
mon Janse Rietbroeck in 1684 opdracht om twee nieuwe draay- of slag boo men op de
13 Oud archief Rijnland. Inv. nr. 231, Register van vergunningen 1662-1667, fol. 209 r.-210 r.
Achterweg te plaatsen, die zodoende ten tweede male voor alle rijverkeer werd afgeslo
ten. Onmiddellijk kwam Johan van Motzfeldt in het geweer en wendde zich tot de Ho
ge Raad. Hij stelde dat hij suppliant in sijne qualiteijt alspossesseur ende eygenaer van
seeckere huysinge ende hoffstede leggende benoorden den dorpe ende vrije heerlijck-
heijt van Voorschooten, van outs genaemt 't huijs ter Lips altijt is geweest ...in eenen
rustigen ende vredigen possessie vel quasi, van de voorss. hare huijsinge ende hoffstede
ten allen tijden langs de laen met alderhande rijtuijgh onverhindert ende onverspart te
rijden tot op den Achterwegh toe, gelegen achter Voorschooten voorss. De eigenaars
van Ter Lips konden steeds vrij gebruik maken van de Achterweg naar zuidwest en
noordoost sonder dat deselve Achterwech oyt ofte oyt met eenige slachboomen belem
mert, verspart ende affgeslooten ofte int alderminst geïncommodeert is geweest, veel
min dat oyt ofte oyt eenige slachboomen op den voorss. Achterwegh metter daet heb
ben gestaen. Dat het eghter dien ter contrarie gebeurt, dat in desen loopenden jare
1684 Sijmon Janse Rietbroeck gelust heeft gehadt op de voorss. Achterwech te stellen
twee slachboomen, de eene aen het Zuijtwesteynde ende de andere aen het Noort-
oosteijnde van denzelven Achterwech, dewelcke met een sleutel toe ende open
geslooten werdenu. Johan van Motzfeldt wenste, dat hij in zijn recht van vrij gebruik
van de Achterweg zou worden hersteld. De Hoge Raad ging op zijn eis in en verstrekte
hem een mandement van complaincte en daarna restablissement (dat wil zeggen herstel
in bezit of recht), waarbij op 15 december 1684 de timmerman werd bevolen de slagbo
men weer af te breken. In geval van oppositie dagvaardde de Hoge Raad de timmerman
Symon Janse Rietbroeck.
Het was natuurlijk de ingewijden duidelijk, dat Johan van Motzfeldt eigenlijk de heer
van Voorschoten, Baron van Wassenaer Duivenvoorde, aanviel, naar wiens pijpen hij
te trots was om te dansen, maar gezien de bewoordingen van het mandement verbood
Van Wassenaer Duivenvoorde de timmerman om onder geen beding zijn opdrachtgever
te noemen. Hij wenste in het proces betrokken te raken in zijn qualiteit van dijkgraaf,
tezamen met de hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland. Van Motz
feldt had hem daartoe de kans geboden. Immers deze laatste had ten onrechte gesteld,
dat er nooit ofte nimmer slagbomen op de Achterweg hadden gestaan, en dit was een
notoire onwaarheid. Het valt moeilijk aan te nemen, dat Van Motzfeldt niet geweten
heeft van de vergunning, die de toenmalige heer van Voorschoten in 1665 van Rijnland
had verkregen om slagbomen op de Achterweg te mogen plaatsen krachtens consent-
recht. De gerechtelijke actie van Van Motzfeldt werd door de onware stelling van de
immemoriale possessie van de eigenaren van Ter Lips van een verkeersrecht, dat op de
Achterweg nooit gehinderd was, eigenlijk ontkracht, terwijl de Hoge Raad, die Van
Motzfeldt's bewering klakkeloos had aangenomen, in een moeilijk parket raakte.
Het is natuurlijk duidelijk dat de arme timmerman niet aan de eis van de Hoge Raad
kon voldoen zonder toestemming van de heer van Voorschoten en hij wendde zich in
zijn nood tot zijn opdrachtgever. Deze 'heer van Duivenvoorde', zoals hij in bijna alle
Oud archief Rijnland. Inv. nr. 7872. Stukken van het proces over het afsluiten van den Ach
terweg onder Voorschoten, 1684-1687, met retroacta 1665 (hierin bevinden zich alle stukken
waaruit geciteerd is in dit artikel).
[434]
[435]