met een boete13. Van Slingelandt echter rekent ook verbanning en opsluiting tot de lijfstraffen14. In ieder geval zijn het deze civiele zaken die volgens Van der Meersch in het geheim, dus buiten de rechter, door de officier en zijn dienaren op eigen gezag ge- composeerd mogen worden. Compositie van lijfstraffelijke zaken is weliswaar toe gestaan maar slechts met goedkeuring van de Rekenkamer; deze moet het misdrijf eerst civiel en dus composibel verklaard hebben15. Over de effectiviteit van dit preventieve toezicht van de Rekenkamer, na 1728 van Gecommitteerde Raden, hoeven we ons niet al te veel illusies te maken. In het archief van de Rekenkamer werden door mij slechts beschikkingen op requesten om zuivering en landwinning (een bijzondere vorm van composeren, waarop we later nog zullen terugkomen) gevonden. De opmerking van Van der Meersch dat hem geen enkel voorbeeld bekend was van bij Gecommitteerde Raden ingediende verzoeken om composibelverklaring, zegt in dit verband ook wel iets. Van der Meersch wijt deze veronachtzaming van de Rekenkamer aan het feit, dat de plegers van dit soort misdrijven (liever dan te composeren) mogelijk de voorkeur gaven aan een of andere vorm van gratieverlening16. Waarschijnlijker is echter dat we hier te maken hebben met een verschijnsel dat kenmerkend is voor de Republiek: namelijk een landsoverheid, die zich bij de wet bevoegdheden toekende die zij in de praktijk niet kon uitoefenen. Zo er al sprake was van toezicht op de compositiepraktijken van de officie ren, moet dit dus op lager niveau uitgeoefend zijn. In de instructie van 1646 aan de hoofdofficier van Amsterdam wordt zelfs niet gerept van de Rekenkamer, wanneer het composeren van wichtige zaken ter sprake komt: in zulke gevallen was het toezicht aan burgemeesters of schepenen opgedragen17. Het waren in de eerste plaats ook burge meesters en thesauriers aan wie de hoofdofficier rekening en verantwoording verschul digd was. Pas daarna werden de schoutrekeningen naar de Rekenkamer ter Auditie op gezonden, alwaar ze meer uyt curieushyt werden naegesien als anders18Aanwijzingen dat de landsoverheid deze gang van zaken aangevochten heeft, zijn er niet. Na dit alles zal het duidelijk zijn dat, willen we over de compositiepraktijken van de of ficieren iets gewaar worden, wij allereerst bij de rechterlijke archieven van de steden, baljuwschappen en hoge heerlijkheden terecht moeten zijn. Hierbij moeten we ons ech ter voortdurend voor ogen houden, dat wat er ook in de plaatselijke rechterlijke archie ven over dit onderwerpen te vinden is, dit naar alle waarschijnlijkheid slechts een frac- 13- Collectie C. F. van Maanen (inventaris in: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XXIII, 1900 ('s-Gravenhage, 1901) blz. 57-85), inv. nr. 11: Generaale Reflexiën over de compositien fol. 8 en 9. De heer R. M. Dekker heeft mij op deze bron gewezen. 14 ARA, Familiearchief Van Slingelandt en De Vrij Temminck (inventaris in: Inventarissen van Rijks- en andere archieven III, 1930 ('s-Gravenhage, 1931) blz. 270-340), inv. nr. 41 ld. 15 Vgl. de instructie aan de officieren, 1582 (niet gedrukt); hernieuwd in 1728 (GPB VI, blz. 719). 16 G. VAN DER MEERSCH, a.w. (zie noot 13), fol. 12. 17 HANS BONTEMANTEL, De regeeringe van Amsterdam soo in 't civiel als crimineel en mili tair (1653-1672). Uitgegeven door G. W. KERNKAMP ('s-Gravenhage, 1897) deel I, blz. 80 (Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, derde serie, nr. 7). 18 Ibidem, blz. 78. [416] tie uitmaakt van wat er in werkelijkheid gecomposeerd is19. Voor het composeren van civiele zaken hoefde de officier immers niet de toestemming van de rechter te hebben. Het hing dan van zijn goede trouw af of hij dit soort composities in zijn rekening ver antwoordde. Hierover kan men zo zijn twijfels hebben. De officier oude stijl ontving immers geen of anders een zeer geringe jaarwedde. Voor zijn inkomen was hij afhanke lijk van tal van emolumenten en een aandeel in de boeteopbrengsten. Het laatste bood een energiek man met initiatief en niet al teveel scrupules vele mogelijkheden tot finan cieel gewin. Om deze reden zal hij dan ook meer dan eens de hand gelicht hebben met het voorschrift om over criminele zaken alleen met voorkennis van de rechter te compo seren. Hoe minder winstgevende zaken de rechtbank ter kennis kwamen, hoe be ter de baljuw er zelf van werd. Inkomsten uit zulke heimelijke composities waren in fei te onttrokken aan iedere controle, zodat hij het aandeel van de Rekenkamer of de the saurie hierin voor zichzelf kon behouden. De mogelijkheid tot heimelijk composeren van criminele zaken zal echter sterk afge hangen hebben van de bewegingsvrijheid, die de baljuw-schout in zijn ressort genoot. In het algemeen zal zijn vrijheid van handelen groter zijn geweest in de baljuwschappen dan in de steden. Want terwijl in de steden de schepenen deel hadden aan de benoe mingsvoordracht van de officieren, was de procedure in de baljuwschappen precies an dersom: hier waren het de baljuwen die de voordrachtslijsten samenstelden. In de ste den beschouwden de schepenen de officier als hun gelijke20; op het platteland had deze een groot overwicht, al was het maar omdat hij meestal de enige jurist in het gezelschap was. Op zijn initiatief werden de zittingen van de rechtbank uitgeschreven. Hij was het die het archief beheerde21. Helemaal ideaal voor de (substituut-) baljuw waren de om standigheden in een uithoek als het land van Putten. Daar werd in de achttiende eeuw soms in geen zeven of tien jaar de Hoge Vierschaar gespannen22, met als gevolg dat de delicten als regel gecomposeerd werden23. Soms was het ook in het belang van de aangeklaagde om de zaak binnenskamers te houden. Vooral overspeligen hadden er veel voor over om niet over de tong te rijden, of 19 Zie in dit verband ook hetgeen opgemerkt wordt in het verslag van het project strafrechtsprak tijk en criminaliteit in Nederland in de 18e eeuw over het composeren in het drostambt Twen te: slechts de boete-invorderingsprocedures, door de drost voor de lagere rechter ingesteld wanneer de verdachte niet vrijwillig met hem wilde accorderen, zijn geregistreerd. In het bo vengenoemde verslag zijn slechts de voorlopige onderzoeksresultaten meegedeeld. Behalve Twente werden de rechtskringen Waterland, Brielle, Wassenaar-Zuidwijk, Heerlen, Zierikzee en het Hof van Holland bij het onderzoek betrokken. De voorbereiding van het eindverslag ligt in handen van. H. A. Diederiks, S. Faber, A. H. Huussen Jr., G. Oosterhof, R. Ross, P. C. Spierenburg en J. R. A. Verwoerd. 20 Een goed voorbeeld hiervan in HANS BONTEMANTEL, a.w., deel I, blz. 34-35. 21 Eén van de tenlasteleggingen tegen de Rotterdamse baljuw Jacob van Zuylen van Nievelt was juist, dat hij de criminele rol in een privé-muurkastje bewaarde, waarvan alleen hij de sleutel bezat; ARA, Archief Hof van Holland, inv. nr. 5356, fol. 2-7. 22 JAN KLUIT, De landen van Oost-, West- en Zuidvoorn met den lande van Putten, die nende tot een supplement op Corn, van Alkemade's Beschrijving der stad Brielle en lande van Voorne, tweede deel, derde stuk; handschrift in het gemeentearchief van Brielle. 23 J. L. VAN DER GOUW, De ring van Putten, onderzoekingen over een hoogheemraadschap in het Deltagebied ('s-Gravenhage, 1967) blz. 22. [417]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 113