SUMMARY Jan van Hout's Registry Jan van Hout, secretary of the city of Leiden from 1564 to 1609, introduced numerous innovations in the city's records management. In a recently rediscovered remonstrance of 1596 Jan van Hout enumerates the city's registers. Twenty-five of them were created during his office. In some cases it sufficed to start registering the formerly singly filed minutes. Other new registers originated by bifurcation from an existing series. More important however was that new administrative and judicial needs were met by 'origi native registry'. Jan van Hout's registry is an example of the late 16th-century renova tions that determined the municipal records management during the ancien régime. [412] Schikking in strafzaken in Holland tijdens de Republiek L. Hovy I Als leek is men snel geneigd te denken dat bijna alle strafbare feiten, die ter kennis ko men aan het Openbaar Ministerie, door de strafrechter in behandeling genomen wor den. Dit is niet zo. 80% van de strafzaken wordt tegenwoordig door het Openbaar Mi nisterie geschikt1. De overtreder kan strafvervolging voorkomen door aan de opspo ringsambtenaar of - na dagvaarding - aan de officier van justitie een bepaalde afdoe ningssom te betalen. Iedereen, die wel eens op een fiets of in een auto gezeten heeft, is be kend met deze gang van zaken. Het schikken van strafbare feiten buiten de rechter is al gemeen aanvaard en wordt als een efficiënte wijze van strafafdoemng beschouwd. Deze algemene aanvaarding van het strafrechtelijk transactiestelsel vindt men met, wanneer men enkele eeuwen in de tijd terug gaat. De wonderlijke proceduren van de officier van Haarlem tegen enkele relschoppers, die betrokken waren geweest bij het Tabaksoproer in 1690, ontlokten aan de pamflettist Jan Trioen het schampere com mentaar dat deze op een zelfde wijze te werk ging als de Roomsche geestelijkheid, bij wien om geld aflaat van alle zoorten van misdaaden kan werde verkregen2. Het schi - ken van overtredingen en misdrijven composeren noemde men het meestal, maar ook wel afmaken of afdoen - was toendertijd zo slecht geregeld, dat officieren en justitiedienaren zich aan vele misbruiken te buiten konden gaan. Composeren was dik wijls nauwelijks van afpersing te onderscheiden. Een veel gehoorde klacht was dat de officieren en hun helpers vaak onschuldige mensen van een strafbaar feit betichtten met de bedoeling om de zaak daarna in de herberg op een akkoordje te gooien. Vele 'goede luyden' hadden er niet de tijd, de moeite en het geld voor over om met de officier in een proces verwikkeld te raken. Liever maakten zij de zaak met een 'kleintje' af. Als het zwaaien met een dagvaarding niet hielp, kon de boosdoener altijd nog met zwaardere middelen onder druk gezet worden. Een boer uit de jurisdictie van Medemblik, die er van beschuldigd was geknoeid te hebben met de door hem ter markt gebrachte kaas, werd op de dag van de terechtzitting door de president-schepen sterk aangeraden de zaak af te maken: anders zou hij wel eens gegijzeld kunnen worden of zelfs zijn rechter 1 H. VAN LOO en A. G. BOSCH, 'Rechterlijke archieven; weggooien of bewaren?', in Neder lands Archievenblad 82 (1978) blz. 290. .q7q, 33 2 R M DEKKER, Oproeren in Holland gezien door tijdgenoten (Assen, 1979) blz. 33. [413]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 111