moet zijn genomen87. Na enige wrijving met de classis over de beroepingsprocedure kon Servatius Jans van Neersoen, zoals hij ook eens wordt genoemd, in juli 1578 in de drie Dordtse kerken (Grote Kerk, Augustijnenkerk en Nieuwkerk) aan de gemeente worden voorgesteld89 en, toen bezwaren tegen dit beroep uitbleven, op 18 augustus 1578 in de Grote Kerk worden bevestigd90. Men was dus weer voltallig, maar stond juist daardoor, meer nog dan voorheen, bloot aan verzoeken hulp en bijstand aan andere gemeenten te willen geven. Hermannus Her berts had al in maart 1578 de gemeente van Gouda geholpen91 en kennelijk tot volle te vredenheid, want nauwelijks was hij begin april in Dordrecht teruggekeerd of er werd alweer aan hem getrokken92. Vanaf eind april tot eind mei 1578 zat Herberts dan ook weer in Gouda93, en zelfs toen was het nog niet genoeg, want in juli daaraanvolgend nam men vanuit Gouda de classis Dordrecht in de arm teneinde Herberts voor de derde maal te kunnen lenen94. Met tegenzin zowel van de zijde van de Dordtse kerkeraad als van de predikant zelf moest men weer toegeven en hem voor de periode van half sep tember tot eind november 1578 laten gaan95, hoewel, althans in september, Van den Corput de gemeente van Grave hielp96. Het is begrijpelijk dat een verzoek van Breda in november niet meer werd ingewilligd97. Toch bleven gemeenten als Breda, Antwerpen en Utrecht voortdurend bij de Dordtse gemeente, die met vier predikanten voor (naar ruwe schatting) achthonderd volwassen lidmaten goed was beier aard, om hulp aan kloppen. De kerkeraad achtte dit, terecht, schadelijk voor de pastorale arbeid van de eigen gemeente en besloot in maart 1579, teneinde van verdere verzoeken verschoond te kunnen blijven, voorgoed een predikant af te staan98. Zolang dit besluit nog niet was verwezenlijkt, kregen Breda (in de maanden april en juni-juli) en Utrecht (maart-april 1579) nog steun respectievelijk van Van den Corput en Servatius Wijnants", maar toen Johannes Rochus in de zomermaanden van 1579 naar zijn nieuwe standplaats 87 Acta classis Dordrecht te Beierland d.d. 2 september 1578, art. 3 (VAN DOOREN, blz. 58); Servatius had de proefpreek gehouden voor de Avondmaalsviering op 18 juni (Clatboeck fol. 35 v.). 88 Acta classis Dordrecht te Schoonhoven d.d. 8 juli 1578, art. 11 (VAN DOOREN, blz. 57); de attestatie van Naeranus (Nerensis) werd op 27 januari 1579 door de classis goedgekeurd (VAN DOOREN, blz. 64, art. 4). 89 Clatboeck fol. 38 r. (met de letterlijke tekst van het beroepingsvoorstel aan de Dordtse ge meente). 90 Clatboeck fol. 42 v. 91 Ingevolge het classicale besluit van 4 maart 1578 (VAN DOOREN, blz. 51, art. 3); begin april was Herberts in Dordrecht teruggekeerd (Clatboeck fol. 32 v.). 92 Clatboeck fol. 32 v., 33 r. en v. 93- Clatboeck fol. 34 r. en v. 94 Acta classis Dordrecht te Schoonhoven van 8 juli 1578, art. 14 (VAN DOOREN, blz. 57) en Clatboeck fol. 37 v. 95 Clatboeck fol. 40 r., 49 r. en v. en 50 r. en v. 96 Clatboeck fol. 44 v. en 45 r. 97 Clatboeck fol. 48 v. 98 Clatboeck fol. 56 r., waaruit men misschien zou mogen opmaken dat de gemeente Dordrecht het salaris van ds. Rochus bleef betalen in plaats van de gebruikelijke subsidie aan Ridder kerk. 99 Clatboeck fol. 55 v. (over Servatius), 56 v. en 58 v. (over Van den Corput). [398] vertrok100, was het voorlopig gedaan met hulpverlening aan andere gemeenten. Vanaf het najaar 1579 kon de Dordtse gemeente voor predikatie en huisbezoek volgens een nieuwe wijkindeling101 rekenen op haar drie predikanten, terwijl men voor noodge vallen nog beschikte over de predikant van Zwijndrecht, Johannes van der Eyck, een zwager van Hermannus Herberts, die als tegenprestatie voor huisvesting het ziekenbe zoek en de prediking in het Sacramentsgasthuis in de Visstraat waarnam102. De Hervormde gemeente van Dordrecht was in rustiger vaarwater terechtgekomen; weliswaar bleef Hermannus Herberts maar tot 1582 in Dordrecht, om dan niet zonder opschudding definitief naar Gouda over te stappen, maar Van den Corput en Servatius Naeranus zouden tot hun dood respectievelijk in 1601 en 1608 in Dordrecht ge trouw hun ambtelijke plichten vervullen. Met recht kunnen zij worden beschouwd als de feitelijke grondleggers van de Dordtse gemeente. SUMMARY Ministerial Vicissitudes in Dordrecht, 1572-1579 After Dordrecht had joined the uprising against Spain at the end of June 1572, a Refor med congregation was formed under the guidance of the ministers Johannes Lippius and Bartholdus Wilhelmi. Partly through the mediation of Petrus Dathenus, the Dor drecht city government placed at its disposal two parish churches (the Grotekerk and the Nieuwkerkand the monastic church of the Augustinian friars. Internally, howe ver, the young congregation of about 800 members was being torn apart by quarrels. In April 1575 Bartholdus Wilhelmi, a dictatorial and vicious character, created a tumult by posting a placard on the church doors. His leaving in March 1576 provided a pause during which congregational life could be organized, but during the autumn of 1577 the minister Christianus Sinapius Venlo brought discredit onto the congregation through the looseness of his moralsOnly at the Synod of Dordrecht (June 1578) the head of the Synod, Petrus Dathenus, was able to end the quarrels about the validity of Sinapius' dismissal. The latter left Dordrecht, after which the ministers Hendrik van den Corput and Servatius Naeranus steered the congregation into calmer waters. 100 In de Dordtse kerkeraadsacta wordt hij op 9 juli 1579 voor het laatst in zijn functie van predi kant genoemd (Clatboeck fol. 59 r.). 101 Nieuwe wijkindeling van 15 november 1579 (Clatboeck fol. 64 r.). 102 Clatboeck fol. 41 r. (10 augustus 1578) en 55 v. (26 maart 1579). [399]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 104