Haan op de plichten van de magistraat werd gewezen14. Tenslotte kon de Dordtse ker- keraad, vermoedelijk in het najaar van 1573, met gunstige uitslag Jacobus Michaelis en Christianus Sinapius (Mosterd) Venlo beroepen15. De Dordtse gemeente, die in juni 1573 een wettige basis had verkregen, beschikte nu ook over voldoende dienaren en ou derlingen voor de verkondiging van het Woord en de uitoefening van discipline en cen suur. Voor een goed bestuur der kerkeraad (predikanten en ouderlingen) was op 29 juni 1573 daags na de bevestiging der eerste, wettig gekozen ouderlingen een reglement voor de kerkeraadsvergaderingen, de zg. Consistorieregel, opgesteld16. Veel was er aan gele gen de vergaderingen, die gehouden werden 's zondags na de middagdienst en op don derdagen om twee uur17, ordelijk te laten verlopen. Het was dan ook een ieder op straf fe van een boete verboden elkaar tijdens de bijeenkomsten uit te schelden, in de rede te vallen, voor zijn beurt te spreken of de aandacht voor het verhandelde te laten verslap pen door onderling te gaan kletsen, heen en weer te lopen of een spelletje te doen. De voorzitter, bij toerbeurt één der predikanten elck haer weecke, stond voor de lastige op gave de orde te handhaven, maar toch een ieder aan het woord te laten en, zonodig na stemming, te concluderen; te oordelen naar de berichten over onderlinge ruzies moet de presiderende dienaar des Woords meer dan eens aan het begin van een vergadering de Naam des Heren met bange voorgevoelens over de afloop ervan hebben aangeroepen. Een andere predikant had, eveneens bij toerbeurt, er voor te zorgen dat de besluiten werden opgetekend; zij hebben zich redelijk van hun taak gekweten, maar deden in hun ogen misschien wijselijk ook niet meer dan dat en lieten een verslag van de dis cussies achterwege. Het heeft overigens wel tot augustus 1574 geduurd alvorens men de slag van regelmatig notuleren (en vergaderen?) te pakken had gekregen. Daarna moest eerst nog de verhouding tot de diakenen, die eens per week of veertien dagen de verga deringen van het consistorie wensten bij te wonen18, zich echter tevreden moesten stel len met eens per maand (na het afleggen van de maandelijkse diaconale rekening worden geregeld, maar toen was dan toch een redelijk stabiele bestuursvorm verkregen. Al met al in betrekkelijk korte tijd, waartoe de steun van een aantal prominenten uit de Dordtse magistratuur (de burgemeesters Cornelis en Michiel van Beveren en de schout Willem van Zuylen van Nyevelt) zeker niet weinig zal hebben bijgedragen. Opmerkelijk in dit verband is de bespreking, die Petrus Dathenus op 27 oktober 1573 met het Dordt- 14 Brief van Bartholdus Wilhelmi d.d. 16 febr. 1573 (HESSELS, deel II, nr. 124) en brief van Wingius d.d. 27 maart 1573 (HESSELS, deel III-I, nr. 233). Cornelis van Beveren wordt ou derling genoemd in de aanbevelingsbrief voor Jan Thonissen (HESSELS, deel III-I, nr. 220). 15- Jacobus Michaelis 'onderhandelde' op 26 augustus 1573 met de Dordtse kerkeraad over zijn beroep (Consistorieboeck fol. 2 v.). Er stonden in Dordrecht toen nog maar twee predikanten, zodat Christianus Sinapius Venlo daarna moet zijn gearriveerd; zijn naam wordt op 10 okto ber 1573 in de Dordtse kerkeraadsacta voor het eerst genoemd (Consistorieboeck fol. 12 v.). 16 Consistorieboeck fol. 4 r. - 5 v.; afgedrukt bij SCHOTEL, a.w., deel I, blz. 80-84. 17 Later (september 1578) begon de vergadering op donderdag als 't drie uren op't Stadhuys geslagen sal sijn (Clatboeck fol. 45 v.). 18 Capittel 6 van de synode van Emden sprak van t'samencoomsten ofte consistorien der diena ren des Woordts, ouderlinghen ende diaconen (RUTGERS, blz. 58). 19 Consistorieboeck fol. 14 v. en 15 r. [390] se stadsbestuur ten huize van Mathijs Gheritsz. in Cranenborch voerde20; het gesprek zal wel de medewerking van de magistraat aan de vestiging van de jonge gemeente tot on derwerp hebben gehad. Maar hoe dan ook, de betrekking van kerk tot overheid was in Dordrecht zeker goed te noemen, in tegenstelling bijvoorbeeld tot Gorcum, van waar de (uitgeleende) Dordtse predikant Jacobus Michaelis nog in maart 1575 klaagde over de bespotting en tegenwerking van de vele papicolae, die in het stedelijk bestuur zitting hadden21. Het kan puur toéval zijn, maar het lijkt wel alsof juist toen de Dordtse gemeente in de loop van het jaar 1574 enigszins vaste grond onder de voeten had gekregen, daardoor tevens de ruimte voor onderling geruzie was geschapen. Het karakter der predikanten was gevormd in tijden van vervolging, toen zij al polemiserend en predikend de Calvinistische leer in gang moesten doen vinden. Ds. Bartholdus Wilhelmi moet een ongemakkelijk heerschap zijn geweest, weinig gerust over Willem van Oranje, die hij samenwerking met Papisten verweet22, maar het was vooral zijn heerszucht en boosaardigheid, waardoor hij slechts met moeite met zijn Dordtse broeders in vrede kon leven. Christianus Sinapius Venlo, weinig geneigd van zijn hart een moordkuil te maken, sprak hem eens, diep buigend, aan met mijn heere den bisschop om te vervolgen met besucten, hovaerdigen, eerghierigen dwaes". Ook ouderlingen klaagden over sijne gewonhche, ja angeborne herschinge, bit- terheytt, geveynstheytt, lugenen, achterclap2i\ vermoedelijk hebben ook zij het sar casme, waarmee Bartholdus eens in de kerkeraad sprak over Jacobus Michaelis, wiens schip op één van zijn tochten (naar Gorcum?) door de vijand tot zinken was gebracht, niet erg kunnen waarderen25. Bartholdus' tong zal zeker zijn gevreesd, maar het was zijn pen, die de verborgen tegen stellingen aan het licht zou brengen. In april 1575 werd aan de kerkdeuren (van de Gro te Kerk?) een seecker fameus libel ofte pasquillus... waervan Bartholdus ghehouden worde de autheur te wesen geplakt26. Bartholdus ontkende dit, zelfs in de gevangenis te genover de schout Willem van Zuylen van Nyevelt met aenroepinghe des Naems des Heeren, waarna hij, vrijgelaten, het zelfs nog bestond over de hem aangedane behande ling zijn beklag te doen. Dit voorval versterkte de oppositie der onderling ook weer verdeelde ouderlingen tegen de toch nog verdachte predikant en de ruzies namen dermate toe dat (waarschijnlijk) op verzoek van de classis27 de Delftse predikanten Taf fin en Arend Cornelisz. Kroese (Crusius) in februari of maart 1576 als scheidsrechters herwaarts kwamen en een onderzoek instelden naar de toestanden in de Dordtse ge meente, die aanleiding gaven tot een gaepspel van alle menschen... ende tot een geclap 20- Thesauriersrekeningen 1573 fol. 43 r. en 1574 fol. 75 r. en v. 21 Brief van Jacobus Michaelis aan Arend Cornelisz. te Delft d.d. 3 maart 1575 (Gem. Archief Delft, Archief kerkeraad Herv. Gemeente, inv.nr. 112/Michaelis 2). 22- Brief van Bartholdus Wilhelmi aan de Londense gemeente d.d. 29 januari 1573 (HESSELS, deel III-I, nr. 222). 23 Delft inv.nr. 79/10, art. 1. 24 Delft inv.nr. 79/22, brief van de hand van de ouderling Niclaes Manternach van Trier d.d. 13 januari 1576. 25 Delft inv.nr. 79/10, art. 3. 26 Delft inv.nr. 79/4. 27 Acta classis Dordrecht van 6 maart 1576, art. 4 (VAN DOOREN, blz. 41). [391]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 100