Boekbespreking J. A. K. Haas, De verdeling van de landen van Overmaas 1644-1662. Territoriale des integratie van een betwist grensgebied. Maaslandse monografieën, nr. 27, Assen 1978, met 7 uitslaande kaarten, ingenaaid f 65,— en gebonden f 75,— Ook verschenen als proefschrift van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. De heer Haas, chartermeester bij het Rijksarchief in Limburg, behandelt in zijn op 14 december 1978 verdedigd proefschrift in een drietal hoofdstukken achtereenvolgens het ontstaan van de soevereiniteitskwestie tussen Spanje en de Republiek met betrekking tot de landen van Overmaas in 1644 en het uitblijven van een beslissing hierover bij de vrede van Münster, de mislukking van de juridische oplossing door de Chambre Mi- Partie en tenslotte de diplomatieke onderhandelingen die tot de minnelijke schikking van 1662 leidden. In deze studie ligt de nadruk op de geschiedenis van het diplomatieke overleg, zoals de schrijver ook zelf aangeeft. De opmerking van een opponent tijdens de promotie, dat hij de weerslag van de verwikkelingen op bewoners en ambtenaren van het omstreden gebied in het boek mist, deed de promovendus dan ook terecht af met zijn repliek, dat dit aspect nu eenmaal zijn uitgangspunt niet was. Overigens komt dit onderwerp wel degelijk regelmatig ter sprake. In 1644 namen de Staatse troepen op bevel van Frederik Hendrik de steden Valkenburg en Dalhem en op initiatief van hun commandant ook de stad 's-Hertogenrade in. De Staten-Generaal namen de soevereiniteit op zich, niet alléén over deze steden, maar via deze ook over de gelijknamige drie landen van Overmaas, waarvan de steden de centra waren. Koning Philips IV van Spanje erkende deze soevereiniteitsovername niet, even min als de Staten van de drie landen, die de drie hoofdsteden ondergeschikt beschouw den aan de stad Limburg aan de Vesder, hoofdstad van het hertogdom Limburg, welke in handen van de Spaanse koning was. In 1645 schortten de Staten-Generaal hun bestuur over Overmaas wel op, maar bij de vredesonderhandelingen eisten zij toch de soevereiniteit. Beide partijen spraken voorlopig de 'status quo' voor het gebied af, het geen in de praktijk neerkwam op Spaans bestuur en r.k. godsdienst, maar in 1647 lieten de Staten-Generaal toch overal in Overmaas Staatse ambtenaren optreden en trokken de Spaanse ambtenaren zich onder druk van het Staatse garnizoen van Maastricht te rug. De Staten-Generaal veranderden de afgesproken 'tegenwoordige toestand' in 'toestand bij het sluiten van de vrede' en ze slaagden erin, op instigatie van stadhouder Willem II en tegen de wil van Holland in de drie landen militair te bezetten. Na het slui ten van de vrede van Münster werden Spaanse hoven van justitie in grensplaatsen ge vestigd. De bevolking moest nu twee heren dienen, terwijl de Staatse en Spaanse ambte- [164] naren elkaar en hun onderhorigen wederzijds met arrestatie, confiscatie en andere re presaillemaatregelen bestookten. Ook later zouden voortdurend wederzijds geweldda digheden voorkomen, bijv. van Staatse zijde tegen de r.k. kerk. Een belangrijke rol bij het zoeken naar een oplossing van de problemen speelde sinds juni 1649 de eerste Spaanse ambassadeur in Den Haag, Antoine Brun, een zeer gema tigde figuur, die, vaak gesteund door Hollandse regenten, naar een goede verstandhou ding met de Republiek streefde en herhaaldelijk met compromisvoorstellen naar voren kwam. Met duidelijke sympathie voert de schrijver hem ten tonele. Ingevolge de bepa lingen van de vrede van Münster moest een Spaans-Nederlands gerechtshof, de Cham bre Mi-Partie, vaststellen wie de rechtmatige soeverein over de landen van Overmaas was. Aanvankelijk saboteerden de Staten-Generaal de oprichting van dit hof, maar in 1651 kwam het toch tot de oprichting, vooral door toedoen van Holland en Brun, die hiermee de wil van de Spaanse koning volgde hoewel hij zelf aan een voor Spanje goede afloop twijfelde. Pas eind 1653 kwam de Chambre in Mechelen voor het eerst bijeen, maar eindeloze vertragingen en obstructie, vooral van Staatse zijde, belemmerden de werkzaamheden, zodat dit bilaterale hof in 1657 zijn taak opgaf. De Republiek zag meer in een minnelijke schikking. Vooral door toedoen van ambassadeur Gamarra, de opvolger van de in 1654 overleden Brun, besloot nu ook Spanje tot diplomatieke onder handelingen, waarbij verdeling van het omstreden gebied het gemeenschappelijk uit gangspunt werd. In het boek zijn 14 kaartjes opgenomen van de territoriale verdelingsvoorstellen, die door beide partijen in de periode december 1657december 1661 werden ingediend. Dr. Haas staat uitvoerig stil bij deze voorstellen met alle bijbehorende rapporten, plei dooien, onderlinge meningsverschillen aan beide kanten, verdediging en verwerping over en weer. De volgende problemen deden zich bij de onderhandelingen voor: halve ring van de landen, verdeling per geheel land of smaldeling, waarbij de drie landen elk onder beide partijen werden verdeeld. Spanje was voor smaldeling, hetgeen tenslotte ook de Republiek aanvaardde, mogelijk na het pleidooi hiervoor van de Admiraliteit van Rotterdam. Het trekken van de grenzen bij deze verdelingsvoorstellen werd be paald door de eis van Spanje bepaalde kloosters en heerlijkheden van r.k. adel in haar partages te krijgen, maar ook door de Staatse eis van een goed achterland voor Maastricht in het land van Valkenburg, de mogelijkheid van inning van tollen en licent- gelden, van militaire passages en van goede handels- en scheepvaartverbindingen. Zo pleitten bijv. de Staatse drossaard van 's-Hertogenrade en de Amsterdamse regering en kooplieden voor het behoud voor de Republiek van genoemd land in verband met de doorvoer van koper van Amsterdam naar Aken v.v. Vanzelfsprekend vormde ook de positie van de r.k. en gereformeerde godsdienst een netelig probleem, waarbij tenslotte het bekende 'cuius regio, illius et religio' werd aanvaard, hetgeen voor Spanje, dat steeds vrijheid van r.k. godsdienst in de Staatse partages had geëist, een geweldige con cessie betekende. Het bereiken van eenstemmigheid was binnen de Staatse onderhande lingscommissie, waarvan Johan de Witt lid was, noch binnen het Spaanse kamp gemak kelijk. Er blijken zich vele geschillen te hebben voorgedaan tussen bijv. Gamarra en Zuidnederlandse functionarissen en bovendien kostte het aan Spaanse zijde vaak einde loos geduld de koning tot toegeven op allerlei punten te bewegen. [165]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 39