eerste deel van de stukken die uit Van de Veldes erfenis te Gent waren beland3. Het
fonds uit Haaren werd in 1971 geruild met Noordbrabantse stukken uit het Archief van
het Aartsbisdom Mechelen, waar het sindsdien berust.
Behalve deze drie grote fondsen, Brussel, Mechelen en Gent, treft men thans nog losse
stukken van de Oude Universiteit aan onder meer in het archief van de twee Leuvense
Universiteiten en in het Bisschoppelijk Seminarie te Doornik. Het ware te wensen dat
zoveel mogelijk deze stukken weer in één fonds konden verenigd worden.
De verwoesting van de Leuvense Bibliotheek in 1914 bracht een internationale bewe
ging op gang om Leuven opnieuw een rijke bibliotheek te schenken. De Amerikanen
schonken een gebouw, tientallen landen zonden boeken. Duitsland werd door het ver
drag van Versailles verplicht tot zware herstelbetalingen en met name tot het afstaan
aan de Universiteit van charters van het Leuvense Sint-Pieterskapittel die in Berlijn be
rustten. Belgische donateurs schonken niet enkel boeken maar ook vaak archivalia, zo
dat de Leuvense Bibliotheek uitgroeide tot een belangrijk depot met allerlei heterogeen
archiefmateriaal. Veel hiervan ging verloren in mei 1940 toen de Bibliotheek nogmaals
volledig uitbrandde. Het eigenlijke Universiteitsarchief leed geen schade.
Mgr. Van Cauwenbergh vatte voor de tweede maal de heropbouw van de Universiteits
bibliotheek aan. Meer nog dan na de Eerste Wereldoorlog werden allerlei archivalia
verworven of in depot ontvangen: papieren van hoogleraren, oude Leuvense kerk
archieven, de collectie Philippen.Geholpen door professoren, ondernam de biblio
thecaris verschillende reddingsacties waardoor kerk- en kloosterarchieven van vernieti
ging gespaard bleven. De voornaamste bedoeling daarbij was een instrument op te bou
wen dat kon dienen voor het onderwijs en onderzoek. Leuven beschikt immers, als eni
ge universiteitsstad van het land, nog steeds over geen Rijksarchief; het weliswaar zeer
rijke Stadsarchief beschikt niet over de nodige infrastructuur om een groot aantal stu
denten te ontvangen.
De archiefcollecties in de Bibliotheek werden vóór en na de Tweede Wereldoorlog sum
mier geordend en beschreven door kanunnik L. Leclercq. Het duurde tot 1962 eer ie
mand ex officio met de zorg ervoor werd belast. In dat jaar werd dr. A. d'Haenens aan
gesteld als hoofd van een 'Departement Archieven en Handschriften' binnen de Cen
trale Bibliotheek. Klasseren en inventariseren werden door hem systematisch aange
pakt. Hij bekommerde zich ook om het archief van de Universiteit zelf en wist heel wat
belangrijk materiaal, dat links en rechts was opgestapeld, naar de Bibliotheek te laten
overbrengen. Dergelijke zorg bleek niet overbodig. Toen in 1966 op de zolders van de
Universiteitshal nieuwe kantoren werden ingericht, werden de daar opgestapelde archi-
3 E. van Cauwenbergh, 'Inventaire d'un fonds d'archives de l'ancienne Université de Louvain
conservé au Séminaire diocésane de Bois-le-Duc a Haaren (Brab. Sept.)', in L'Université de Lou
vain a travers cinq siècles (Brussel, 1927), pp. 261-72 (deze inventaris dekt niet het hele fonds);
F. Claeys-Bouuaert, 'Inventaire de documents relatifs a l'ancienne Université de Louvain (Faculté
de théologie) conservés au Grand Séminaire de Gand', in id., pp. 273-308. Nrs. 73-92, 382-383,
nadien gevolgd door: id., 'Inventaire de pièces d'archives provenant de l'ancienne Université de
Louvain', Revue d'histoire ecclésiastique, 53 (1958), 796-829 en 54 (1959), 66-114; Id., 'Jean
Francois van de Velde, professeur et bibliothécaire d l'ancienne Université de Louvain, 1743-
1823. Notice biographique suivie d'un inventaire de documents concernant sa vie et ses oeuvres',
Ephemerides Theologicae Lovanienses, 25 (1959), 904-919.
[156]
valia door de zoldervensters op open vrachtwagens gegooid om afgevoerd te worden.
Het grootste deel werd op het laatste nippertje gered, maar blijkbaar is toen veel admi
nistratief archief uit de twintigste eeuw verloren gegaan.
De inmiddels professor geworden dr. d'Haenens verliet de dienst in 1968. De collecties
werden overgebracht uit de Centrale Bibliotheek naar een gebouw in de Parkstraat. In
hetzelfde jaar viel de definitieve beslissing dat de tweetalige Universiteit Leuven zou op
gesplitst worden in twee zelfstandige universiteiten en dat de franstalige zou overge
bracht worden naar een nieuw campus te Ottignies (Louvain-la-Neuve). Het hele patri
monium van de unitaire Universiteit moest verdeeld worden tussen de twee erfgena
men. In het akademiejaar 1970-1971 werd een begin gemaakt met de verdeling van het
bibliotheekbezit, waartoe de archiefcollecties werden gerekend. Voorlopig werd niet
gesproken over de universiteitsarchieven die zich in andere gebouwen bevonden.
De peripetieën van deze onzalige verdeling beschrijven zou eerder een boek dan een arti
kel vergen. Vermelden wij enkel dat tot in 1979 het grootste deel van het onverdeelde ma
teriaal in handen bleef van de franstalige U.C.L. In 1976 werd een paritaire commissie
van acht leden onder voorzitterschap van de commissaris-generaal K.U.L.-U.C.L. belast
met de afhandeling van de vastgelopen verdeling van het archiefbezit. Ondergetekende,
per 1 januari 1975 benoemd tot eerste archivaris van de K.U. Leuven, was een der leden
daarvan. De commissie deed goed werk, vooral met betrekking tot het inventariseren van
het verspreide bezit, en wist enkele betwistingen te beslechten. Na driejaar had men ech
ter nog geen akkoord bereikt over het neteligste probleem: het toekomstige lot van het ar
chief van de Katholieke Universiteit. De discussie werd uiteindelijk gevoerd tussen de
academische overheden van de twee Universiteiten en kreeg haar beslag in september
1979 op het ogenblik dat de laatste vrachtwagens uit Leuven naar Louvain-la-Neuve ver
trokken. Het universiteitsarchief zou niet worden verdeeld zoals sommigen hadden
geëist maar in zijn geheel te Leuven blijven als eigendom van de K.U. Leuven. De
U.C.L. mocht een beperkt aantal waardevolle en representatieve stukken eruit selecteren
en meenemen; in het originele fonds zouden zij vervangen worden door kopieën. De
K.U. Leuven moet instaan voor de bewaring, ordening en inventarisering van het fonds
en zal de stukken ter beschikking stellen van de leden van de U.C.L. op dezelfde manier
als voor haar eigen leden het geval is. De overige archiefcollecties (waaronder losse stuk
ken i.v.m. de Oude Universiteit) werden samen met het bezit aan handschriften, affiches,
portretten, tekeningen enz. die berustten in het vroeger Departement Archieven en
Handschriften, gelijkelijk verdeeld onder de twee universiteiten. Praktisch alle archivalia
die lokaliteiten in het Vlaamse landsgedeelte betreffen zijn te Leuven kunnen blijven.
Met het materiaal dat de K.U. Leuven uit de verdeling heeft verworven, met het eigen
lijke Universiteitsarchief dat geleidelijk aan gecentraliseerd wordt en met ander bezit
dat sinds de splitsing is verworven (in het bijzonder het Archief en Museum van het
Vlaams Studentenleven, opgebouw door dr. E. de Goeyse) wordt thans, in het gebouw
van de Centrale Bibliotheek doch als zelfstandige dienst, een volwaardige archiefdienst
voor de K.U. Leuven opgebouwd4. Hopelijk blijft die van verdere rampen en te bewo
gen wederwaardigheden gespaard.
Jan Roegiers
4 Adres: Mgr. Ladeuzeplein 21, 3000 Leuven.
[157]