lijks te verwachten secundaire vervangingsbehoefte aan archiefambtenaren. Deze be
hoefte kan worden omschreven als behoefte aan deze functionarissen welke ontstaat
door dat personen, die na het begin van de vooruitberekeningsperiode plaatsen voor ar
chiefambtenaren gaan innemen, uittreden. De vooruitberekening hiervan kwam tot
stand door bepaalde Tekenprocedures toe te passen op de eerder verkregen gegevens
over de primaire vervangingsbehoefte en de uitbreidingsbehoefte. Het resultaat ervan is
de verwachting dat er tot 1995 er in totaal 11 hogere en 99 middelbare archiefambtena
ren nodig zullen zijn om in de onderhavige behoefte te voorzien.
Door het samenvoegen van de verkregen gegevens omtrent de omvang van de jaarlijks
te verwachten vervangingsbehoefte, uitbreidingsbehoefte en secundaire vervangingsbe
hoefte kon de jaarlijks te verwachten totale behoefte aan archiefambtenaren worden
bepaald. Uitgaande van deze totale behoefte werd daarna met behulp van uitvalpercen
tages betreffende de te verwachten uitval tijdens de opleiding tot archiefambtenaar be
rekend hoeveel leerlingen de rijksarchiefschool telkenjare aan dient te nemen opdat de
aantallen archiefambtenaren beschikbaar zullen komen die moeten voorzien in de jaar
lijkse vraag naar deze functionarissen bij de diverse instellingen. Uitkomst van deze be
rekening is de verwachting dat er tot het jaar 1995 127 personen tot de opleiding voor
hoger archiefambtenaar en 638 tot de opleiding tot middelbaar archiefambtenaar toe
gelaten dienen te worden.
3. Ter afsluiting
De eindresultaten van de hierboven samengevatte vooruitberekening dienen met de no
dige voorzichtigheid te worden gehanteerd in het kader van het aannamebeleid van de
rijksarchiefschool. Zij hebben namelijk niet die hardheid die men zich zou wensen. De
belangrijkste reden hiervoor is het mogelijk weinig plausibele karakter van een aantal
van de vooronderstellingen waarvan werd uitgegaan. Vanwege het bestaan van onze
kerheid omtrent de betrouwbaarheid van de eindresultaten van de vooruitberekening
verdient het aanbeveling na verloop van enige jaren na te gaan of zij herzien dienen te
worden.
D. J. Tilborghs
[150]
De 21ste Brabantse Archivarissendag te Lier,
11 en 12 oktober 1979
Voor de tweede keer ontving de kleine, maar zeer gastvrije stad Lier de archivarissen.
De vorige keer viel de Brabantse Archivarissendag ongeveer samen met de grote Sint-
Gummarusfeesten, die eens in de 25 jaar in Lier worden gehouden en die in 1965 voor
het eerst weer in al hun luister konden worden gevierd. (Door de beide wereldoorlogen
hadden de feesten in 1915 en 1940 niet door kunnen gaan). Deze keer sloot de bijeen
komst aan bij het feest rond het gereedkomen van de grondige restauratie van de Sint-
Gummarustoren, dat op de zondag ervoor was gevierd.
De ontmoetingsavond, op donderdag 11 oktober 1979, vond plaats in het 'Maagden
huis' aan de Mosdijk. Nadat de vele collega's, die elkaar vaak slechts bij deze gelegen
heid ontmoeten, bijeen waren, vertoonde de stadsarchivaris Arthur Lens de fraaie dia
serie 'Lier, een mandeke Brabants fruit' waarbij teksten worden gesproken uit het boek
'Schoon Lier' van Felix Timmermans. Het was merkwaardig dit werkstuk na vijftien
jaar terug te zien en te ervaren dat het nog altijd een genoegen is om naar te kijken en te
luisteren.
Tijdens de ochtenduren van vrijdag 12 oktober 1979 vond de wetenschappelijke zitting
plaats in de auditiezaal van de Stedelijke Muziekacademie aan de Gasthuisvest. Alleen
al de wandeling erheen was een plezierige ervaring. De stad is niet alleen 'schoon' in de
betekenis waarin Timmermans dat woord gebruikte.
De vergadering stond onder leiding van dr. G. Asaert, afdelingshoofd van het Rijksar
chief te Beveren. De eerste voordracht werd gehouden door W. van Ham, assistent
archivaris van Bergen op Zoom. Hij sprak over De archieven van de Raad en Reken
kamer van de Markiezen van Bergen op Zoom.
De heer Van Ham begon zijn lezing met een uiteenzetting over het ontstaan van het
Markiezaat, dat oorspronkelijk één geheel vormde met het Land van Breda. Deze voor
dien vrijwel onafhankelijke heerlijkheid werd omstreeks 1200 een leen van de hertog
van Brabant.
Bijna een eeuw later, in 1287, vond een verdeling plaats. Toen ontstonden de heerlijk
heden Breda en Bergen op Zoom, de latere Baronie en het Markiezaat. Vooral onder de
markiezen uit het geslacht Glymes vond afronding van het territorium plaats en onder
werping van al te zelfstandig optredende leenmannen. Ook de ontwikkelingen tijdens
de tachtigjarige oorlog en na de Vrede van Munster kregen ruime aandacht. Dank zij de
historische gebeurtenissen zijn de archieven van de Raad en Rekenkamer van de mar
kiezen van Bergen op Zoom tot 1795, hoewel niet ongeschonden, grotendeels bijeen ge
bleven. De laatste markies, Karei Philip Theodoor van Palts-Sulzbach, resideerde niet
[151]