Hierna worden de rekening en begroting door de vergadering vastgesteld, c tot leden van de kascommissie voor 1980 worden door het bestuur voorgesteld de heren drs. G. J. W. Steijns en mr. J. A. M. Hoekx, die door de vergadering benoemd worden. Desgevraagd verklaren beiden hun benoeming aan te nemen. 5 Bestuursverkiezing: statutair aftredend is mej. H. Ch. Schoonhoven. De voorzitter memoreert in een kort dankwoord haar inbreng binnen het bestuur. Door het bestuur is voorgesteld in deze vacature te verkiezen mevr. F. Cossee-de Wijs, waar tegen geen tegenkandidaten gesteld zijn; de vergadering verkiest haar bij acclama tie. De voorzitter heet haar welkom in het bestuur. 6 Door het bestuur is voorgesteld als lid van de vereniging toe te laten ingevolge art. 4 lid 2 van de statuten de heer J. P. Planjer, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Archieven van de directie MMA van het ministerie van CRM. De voorzitter licht dit voorstel nog kort toe, waarna de vergadering tot de toelating besluit. Het bestuur zal hem hiervan mededeling doen. 7 Door het bestuur is voorgesteld tot corresponderende leden te benoemen dr. Cz. Biernat, Direktor Staatsarchiv Gdansk, de heer K. D. Paranavitana van de Natio nal Archives te Colombo, Sri Lanka, en dr. W. Rombauts, afdelingshoofd bij het Rijksarchief van Antwerpen. De voorzitter geeft een korte toelichting over het voorstel en genoemde heren. De vergadering benoemt hen met instemming. Zij zul len door het bestuur van hun benoeming op de hoogte worden gebracht. 8 Daar de mededelingen over de stichting Archiefpublikaties zijn opgenomen in de jaarrede, wordt dit punt gebruikt voor mededelingen over de Commissie Nota Ar- chiefbeleid; hiertegen heeft de vergadering geen bezwaar. Drs. B. Woelderink, ver tegenwoordiger van de vereniging in deze commissie, doet vervolgens verslag van de vorderingen van deze commissie sedert de bespreking door de ledenvergadering van het interimrapport. N.a.v. het besprokene daar is door het bestuur een reactie aan de commissie gezonden, terwijl ook enige leden afzonderlijk gereageerd heb ben. Ook de provincies en gemeenten hebben inspraak gehad, maar het gevolg daarvan is wel geweest dat de werkzaamheden verder uitgelopen zijn dan gepland was. Eerst in augustus is de commissie weer intensief met de besprekingen verder gegaan. Hoofdonderwerp daarbij was de toekomstige organisatie van het archief wezen, de gevolgen van de decentralisatie en de wenselijkheid daarvan voor het ar chiefwezen. Voor een meer diepgaande bestudering hiervan is een sub-commissie 'modellenbouw' geïntroduceerd, die alle mogelijke toekomstmodellen op een rij diende te zetten, te becommentariëren en er haar voorkeur over uit te spreken. De ze sub-commissie is tweemaal bijeen geweest en is met voorstellen gekomen, waaro ver de plenaire commissie zich gebogen heeft. Er ontstond daarbij echter geen eenstemmigheid in de commissie. Was voorheen een meerderheid van de commissie niet zonder meer voor decentralisatie van de Rijksarchiefdienst, thans is daar, me de door de inspraak, enige verandering in gekomen. Over dit onderwerp zal op 28 februari een laatste bespreking in de plenaire vergadering volgen. Dan zal er een in tern tussenrapport opgesteld worden, dat aan de staatssecretaris van CRM voorge legd zal worden om hem te wijzen op de modellen en mogelijkheden die binnen de commissie aanhang vinden, waarna hem verzocht zal worden zijn mening aan de [90] commissie mede te delen of de commissie te verzoeken op de ingeslagen weg voort te gaan. Aangaande de decentralisatie van de Rijksarchiefdienst is de stemmenverhou ding in de commissie ongeveer gelijk. In november heeft het commissielid mr. J. F. M. J. Jansen (namens CRM) een nota uitgebracht over de mogelijkheid de bestaan de situatie te handhaven, maar de verantwoordelijkheid voor de Rijksarchieven in de provincies te laten delen door Rijk en provincie. Hieraan kleven bezwaren; wan neer dat echter wel realiseerbaar zou zijn, zal de commissie dit serieus bespreken. Een aantal suggesties uit de inspraak op de interim-nota is inmiddels verwerkt. Een van de onderwerpen die nog besproken worden in de sub-commissies is de aanslui ting van de Archiefwet op de Wet Openbaarheid van Bestuur en eventuele konse- kwenties daarvan. Een ander onderwerp is de relatie tussen archiefwezen en re gistratuur, terwijl ook besproken wordt de acquisitie van particuliere archieven door andere dan archiefinstellingen. Een aantal andere te bespreken onderwerpen is afhankelijk van de uitkomsten van nog in bewerking zijnde enquêtes, zoals b.v. die over de restauratie. Ook de trage afhandeling van het rapport over de toekomst van de Rijks Archiefschool en daarmee de onzekerheid over de opleiding van weten schappelijke archiefambtenaren speelt de commissie parten. Hierdoor loopt het werk van de commissie steeds meer vertraging op, hetgeen mede gezien de zeer trage gang van zaken bij de technische herziening van de Archiefwet zorgen baart. Maatregelen om tot een veel snellere afdoening van zaken te komen zullen daardoor misschien nodig blijken te zijn. Hierna bedankt de voorzitter de heer Woelderink hartelijk en geeft gelegenheid tot het stellen van vragen, waarvan geen gebruik wordt gemaakt. Zelf resumeert hij kort welke enquêtes onlangs gereed kwamen of nog in bewerking zijn: een over de materiële toestand van de archivalia, een over de opleidingsbehoefte tot 1995 en een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek te ondernemen enquêtering over de staat van het archiefwezen. Enkele voorlopige uitkomsten van de archief enquête 1977 zijn inmiddels gepubliceerd.2 9 Rondvraag: dr. L. P. L. Pirenne vraagt of ten gevolge van de invoering van de gedifferentieerde contributie vele prominente leden het lidmaatschap hebben opgezegd. De voorzitter antwoordt, dat indien er een uittreding van leden op grote schaal of door vele pro minente leden plaatsgevonden zou hebben, het bestuur al met een voorstel zou zijn gekomen om daar iets aan te doen. Dit is thans echter nog niet het geval. Het aantal opzeggingen is niet groot en niet allemaal zijn zij te wijten aan bezwaren tegen de gedifferentieerde contributieregeling. Het bestuur zal de ontwikkeling nauwlettend volgen. Het ziet echter nog geen reden om nu met een alarmerend rapport te ko men. De voorzitter zegt toe dat het bestuur de ledenvergadering van een massale op zegging op de hoogte zal stellen en dan ook met voorstellen dienaangaande zal ko men. 2 Sociaal-cultureel kwartaalbericht 1 (1979) 58-66. [91]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 2