soonlijk belangrijk voorkomt, n.l. dat in practisch alle provincies in ons land waar de
dominerende structuur van de samenleving door de agrarische verhoudingen bepaald
werd, de verwevenheid van het bestaan tussen stad en platteland bijzonder groot is. Een
van de voorwaarden, mede gelet op het wetenschappelijk onderzoek, is inderdaad de
stad met het omliggende platteland in één verband te bezien.
Fasel vindt het moeilijk om te spreken van een algemene situatie. In Noord-Holland
speelt: een stad met daar omheen een groot gebied dat min of meer op die stad aange
wezen is geweest. Alkmaar heeft tot op de dag van vandaag een duidelijke centrum
functie. De invloed van de stad was in een groot gebied voelbaar. Toen sprake was van
gewestvorming zijn door de gemeentearchivarissen in Noord-Holland de grenzen van
hun werkgebied onderling afgestemd. Anders dan in Zuid-Holland, waar afzonderlijke
archiefdiensten bestaan voor enige hoogheemraadschappen, streeft men in Noord-
Holland er naar de waterschapsarchieven ook in de regio-archiefbewaarplaatsen onder
te brengen. Waterschapsarchieven zijn voor velen minder interessant, het bezoek aan
de archiefdiensten van de hoogheemraadschappen is betrekkelijk gering, de archieven
worden eerst dan met vrucht geraadpleegd in samenhang met de overige archieven van
en in de regio, dus in hun plaatselijke context.
Van Agt zegt dat binnen het grondgebied van de agglomeratie Eindhoven bij enkele ge
meenten het plan gerijpt was voor de oprichting van een streekarchivariaat. Uiteraard is
in de kring van gemeentesecretarissen daarover gesproken. De gemeentearchivaris van
Eindhoven heeft toen gezegd: 'laat ons toch de handen in elkaar slaan, met vele kleine
diensten kan men nog geen service verlenen, laten we dan in groter verband denken'.
Samenhang tussen stad en platteland bestond al; door het mede betrekken van het ar-
chivariaat Noord-Kempenland werd een groter draagvlak verkregen.
Schoute vult aan dat in de Krimpenerwaard de samenhang tussen stad en platteland ge
mist wordt. Hoewel Schoonhoven een in de Staten stemhebbende Hollandse stad was,
is de band met Gouda evident. Het zou niet onlogisch zijn geweest, indien indertijd het
streekarchief was opgezet, leunend tegen de archiefdienst van Gouda. Bij Eindhoven en
Alkmaar is het initiatief voor de samenwerking van de stad uitgegaan en door de stad
gemakkelijk gemaakt. De initiërende en activerende rol van de provinciale archief
inspecteurs is daarbij van uitermate groot belang. Men moet proberen de zaak van bo
ven af te brengen omdat het omringende platteland niet graag naar de stad toe gaat om
zo'n dienst op te zetten; vandaar wellicht zoveel archivariaten van uitsluitend platte
landsgemeenten.
Kölker wil op een van de argumenten, die pleiten voor een 'reizende' streekarchivaris
nader ingaan. De acquisitie van archiefjes van plaatselijke instellingen en verenigingen
zou beter slagen, indien de stukken in het eigen gemeentehuis in het dorp blijven. Aan
Schoute en Fasel de vraag, of dit ook hun ervaring is aangezien spreker van de juistheid
van het gehanteerde argument niet overtuigd is.
Fasel meent dat moeilijk te beoordelen is of men een archief wel verworven zou heb
ben, indien men wel in SchoorI, doch niet Alkmaar had gezeten. Hij kan zich ook voor
stellen dat men wel archieven naar Alkmaar laat gaan en niet in het eigen dorp laat, om
dat in het laatste geval iedereen er in komt snuffelen. Alkmaar heeft gedurende de
laatste jaren veel archieven verworven, ook uit de omliggende gemeenten. Hij
[126]
streeft er naar in de verschillende gemeenten een contactpersoon te vinden, doorgaans
de gemeentesecretaris of de registrator, om in de eigen gemeente de vinger aan de pols
te houden en bij mogelijke acquisitie van particuliere archieven óf zelf een poging daar
toe te doen óf de archiefdienst van Alkmaar te waarschuwen.
Schoute vindt dat het door Kölker aangesneden argument een rol speelt. Wartena kan
wellicht gelijk hebben. Daar staat echter iets anders tegenover. Sommigen kennen wel
licht het boekje van de Unesco over de bouw van archiefbewaarplaatsen. Toen er in
Schoonhoven gebouwd moest worden heeft hij het met aandacht doorgenomen. Eén
van de punten waarop aangedrongen werd, was er voor te zorgen dat de ingang een ze
kere monumentaliteit kreeg. Hij geloofde daar niet zo in; ten onrechte, het was een
goed argument. (Hilariteit). Aan den lijve heeft hij het ondervonden; immers je begint
in je eentje te werken in een situatie dat niemand erg op je gerekend heeft, dus aan de
hoek van een tafel in de typekamer in Schoonhoven. Na een tijdje beginnen overal be
tonnen palen in de grond te gaan en het gebouw verrijst. Prompt begon men je anders
te behandelen volgens een uiterst primitief principe van: 'ze steken ruim een miljoen in
de baan van die man, dus het moet wel heel wat voorstellen'. (Hilariteit). Het feit dat
men mensen die een archief willen overdragen een keurige kluis, maar vooral een aardi
ge leeszaal en bovendien een enigszins indrukwekkend kantoor van de archivaris kan
laten zien, helpt. Hoe men daarover denke moge, het speelt bepaald een rol in de acqui
sitie.
De voorzitter merkt tussendoor op, dat het spijtig is dat archivarissen zo weinig aan
public-relations doen. Regelmatig doet ons dat de das om en de geldkraan dicht.
Lohmann vraagt de voorstanders van een gecentraliseerde bewaring of zij bij het over
brengen van de archieven van de gemeentehuizen naar het centrale depot ook moeite
ondervinden ten aanzien van de bevolkingsregisters en de registers van de burgerlijke
stand. Hij heeft de indruk dat men bij de gemeenten met deze stukken bijzonder terug
houdend is en niet gemakkelijk er toe overgaat om uitvoering te geven aan de bepaling
krachtens de Archiefwet over de burgerlijke stand stukken ouder dan 100 jaar en de
bevolkingsregisters tot aan de invoering van de persoonskaart.
Schoute beaamt dat. Ambtenaren van de burgerlijke stand en de bevolking hechten
zeer aan hun stukken. Aan de onderscheiden colleges van burgemeester en wethouders
heeft hij voorgesteld om over te brengen de registers van geboorten tot 1902, de huwe
lijks- en overlijdensregisters tot 1922. Daarbij kreeg hij nogal wat weerstand. De aange
voerde argumenten zijn bij nadere beschouwing uitsluitend van gevoelsmatige aard; wij
leveren de uittreksels op dezelfde vlugge manier als zij.
Wartena zegt als 'reizend' streekarchivaris ook problemen te hebben. Eén ambtenaar
wijst naar het Burgerlijk Wetboek en zegt wel te willen overdragen, maar de archivaris
mag de stukken vervolgens niet inzien.
Fasel geeft als ervaring, dat ze in de ene gemeente zonder problemen overgedragen wer
den; de andere gemeente weigerde. Het zit volkomen vast op de ambtenaar van de bur
gerlijke stand. Aan alle gezeur heeft hij een einde gemaakt door alle registers van de re
gio, ook van gemeenten die hun archief nog niet aan Alkmaar in bewaring hebben gege
ven, te fotocopieëren en vervolgens in de leeszaal te plaatsen. Originelen behoeven niet
meer ter inzage gegeven te worden. Het bezoek stijgt met sprongen.
[127]