in bewaring te nemen archieven, zoals oud-rechterlijke en notariële. De verwachting is, dat na verloop van tijd vanzelf een centralisatie van de archieven van de deelnemers zal volgen. Een volgend punt is de kortsluiting tussen het verwachtingspatroon t.a.v. een streek- archivariaat en de praktische mogelijkheden. Van een streekarchivaris wordt naar mijn ervaring relatief meer verwacht dan van een archivaris van één gemeente. U kent de verhalen: hij is de duizendpoot, 'het schaap met 5 poten' etc. Van hem wordt verwacht, dat hij all-round oudheidkundige is in de breedste zin des woords: archeoloog, museaal ingesteld, serieuze onderzoeker, maar ook een onderhoudend verteller, animator van cursussen, mentor van heemkundegroe- pen, publicist, leverancier van anecdoten voor toespraken van de burgemeester, des kundige op registratuurgebied, fotograaf, documentalist, bouwkundige en als het even kan.ook nog archivaris. Dit verwachtingspatroon met zijn garanties voor een afwisselend bestaan spreekt vele archivarissen aan, ja zelfs in die mate dat zij er soms een alibi in vinden om aan hun pri maire taken: de inventarisatie en de openbaarheid, niet of helaas veel te weinig toe te komen. Steeds meer komen in de discussies binnen de streekarchiefcommissies de taken van ar chivaris centraal te staan. Uiteraard kan door personeelsuitbreiding, taakverdeling e.d. aan meer verwachtingen tegemoet gekomen worden, maar gesteld moet worden dat de verwachtingen van de bestuurders in de regel hoog, ja te hoog gespannen zijn. Naar mijn opvatting wreekt zich hier een volgend kenmerk van veel archivariaten, na melijk een gebrekkige communicatie tussen bestuurder en archivaris. Of het ligt aan de clichématige voorstelling van zaken, waarbij de archivaris als enigszins buitenmaat- schappelijk wordt gezien een voorstelling die overigens uiteraard niet voor niets cli ché geworden is weet ik niet. Ik denk dat de hoog geprezen korte afstand bestuurder bestuurden in de kleinere gemeenten maakt, dat, veel meer dan de archivaris ver wacht, het archief door de bestuurder in een raad 'verkocht' moet worden. Het langa demige en aan veler waarneming onttrokken werk van de archivaris botst nogal eens met de korte termijn-belangen en ad hoe besluiten welke in de politiek voorkomen. Op dit vak wordt door de archivaris de provinciale inspecteur ingeschakeld om via druk van het toezichthoudend bestuur te verkrijgen, wat men zelf niet weet te bewerkstelli gen. Ik las laatst ergens dat een gemeentearchivaris onomwonden zei: 'Nou, in dat ge val halen we de provinciaal inspecteur er bij'. Deze rol van grote broer, zoals ik dit ook eens hoorde omschrijven, zou eigenlijk niet nodig moeten zijn. In dit kader betreur ik het dat voor deze dag geen bestuurders van streekarchivariaten zijn uitgenodigd, want over deze zaak had een aardige discussie kunnen ontstaan. Bij mijn korte aanduidingen van enkele facetten wil ik ook ingaan op de verhouding tussen de streekarchivariaten en de gemeentelijke archiefdiensten. Wie de kaart ter hand neemt, waarop de archiefdiensten staan weergegeven, zal het opvallen dat de streekarchivariaten bijna allemaal plattelandsgemeenten omvatten en dat daarin bijna nooit grotere gemeenten zijn opgenomen, die van oudsher een gemeentelijke archief dienst kennen. Op zichzelf is het wel begrijpelijk dat de ontwikkeling zo gegaan is, maar minder begrijpelijk is het dat niet veel eerder de vraag is opgeworpen van: moet [120] dat nu wel zo? Immers stad en platteland hebben vaak nauwe bindingen, hetgeen ook in de administratie zijn weerslag heeft. Bovendien hebben vele gemeentelijke archief diensten hun werkterrein ruimer opgevat dan de stad, waarvoor zij werkzaam zijn. Bestuurlijk werd deze vraag relevant met de opkomst van de stadsgewesten. Zo is o.m. in de stadsgewesten 's-Hertogenbosch, Tilburg, Oss en de Agglomeratie Eindhoven de vraag aan de orde geweest of het niet tot een fusie zou moeten komen van de stedelijke archiefdiensten en de streekarchivariaten. Tot nu toe is deze vraag op verschillende wij zen beantwoord: rond Eindhoven en Oss positief, maar dat kon ook omdat daar tot voor kort bijna geen streekarchivariaten waren, rond 's-Hertogenbosch en Tilburg voorshands negatief omdat door de gegroeide ontwikkelingen de kosten per hoofd van de bevolking sterk verschillen tussen een gemeentelijke archiefdienst en een streekarchi- variaat. Voor 1980 bijv. legt de gemeente Tilburg een bedrag van 1.144.600,— of 7,59 per inwoner ten koste aan het gemeentearchief, terwijl het kwartier van Oister- wijk een begroting heeft van 164.000,— hetgeen neerkomt op ca. 1,50 per inwoner. Ondanks die verschillen zie ik het proces, waarin de gemeentelijke archiefdiensten en de streekarchivariaten nauwer met elkaar in contact gebracht zullen worden, verder voort schrijden. Waarop dit zal uitlopen laat zich thans nog niet voorspellen, omdat in af wachting van een bestuurlijke reorganisatie van ons land weinig bestuurders bereid zijn tot een lange termijn visie m.b.t. gemeenschappelijke regelingen. Ter afsluiting van dat deel van mijn verhaal dat handelt over de ervaringen met streek archivariaten wil ik nog iets zeggen over het functioneren van de besturen van archivari aten. Mijn oordeel daarover is niet in alle opzichten positief. In de regel bestaat het bestuur uit één afgevaardigde per deelnemende gemeente. Te zamen vormen deze dan de archiefcommissie. Zij kiezen uit hun midden een voorzitter en laten zich bijstaan door een secretaris. De meeste archiefcommissies bestaan uit burgemeesters, zij het dat de laatste tijd soms ook wethouders worden afgevaardigd en één streekarchivariaat ge meentesecretarissen in de commissie kent. De vergaderfrequentie is gering, niet meer dan 2 a 3 keer per jaar. De opkomst is meestal niet groot, waardoor het voorkomt, dat vertegenwoordigers van sommige ge meenten soms 1 ci 2 jaar in het geheel niet verschijnen. De agenda bestaat vaak uit routi nezaken, zoals rekening en begroting, vaststelling van het jaarverslag e.d. Een funda mentele discussie over doel, verdere ontwikkeling, taakstelling e.d. van het archivariaat krijgt bij gebrek aan voorkennis nauwelijks kans of wordt voortijdig in een glas sherry gesmoord. Om in deze toestand verbetering te brengen zijn de laatste jaren verschillen de mogelijkheden bedacht. Naast voorbesprekingen van voorzitter, secretaris, archiva ris en inspecteur lijkt de best werkende oplossing de instelling van een dagelijks bestuur, dat betrekkelijk frequent vergadert, en wordt samengesteld uit die leden van de archiefcommissie, die ter zake kundig of minstens belangstellend zijn, en dat de be handeling van zaken in de plenaire commissie voorbereidt. Met deze wijze van besturen van archivariaten is nog weinig ervaring opgedaan, maar de vooruitzichten zijn veelbelovend. Een nadeel evenwel is dat de democratische con trole, toch al geen sterk punt van de gemeenschappelijke regeling, nog moeilijker dreigt te worden. Nog één zaak moet mij als ervaringsgegeven van het hart en dat is de moeizame wijze, [121]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 17