riaat drastisch en in snel tempo zijn verbeterd. Vele inventarissen zijn verschenen; de bewaaromstandigheden ingrijpend verbeterd; de openbaarheid is op velerlei en dege nen die de werken van Delahaye kennen zullen dit beamen soms ook op kleurrijke wijze gediend. Na niet een eeuw, maar een kwart eeuw strijd voor dit culturele erfgoed is het dan ook geen wonder, dat nagenoeg alle gemeenten in Brabant (127 van de 131) een eigen of gemeenschappelijk archivaris hebben willen aanstellen. Maar ik ben niet de eerst aangewezene om de streekarchivariaten te verdedigen; anderen zullen dat veel be ter kunnen doen. Uiteraard is het niet allemaal rozegeur en maneschijn. Een burgemeester zei mij eens: de archieven worden op 2 manieren bedreigd: door géén archivaris aan te stellen en door dat wel te doenDat laatste sloeg op het snelle materiële verval, dat zichtbaar geworden was door de aanwezigheid van een beheerder. Voor deze problematiek de geringe capaciteit van restauratie en conservering is thans nog geen afdoende voor ziening aanwezig. En zo zijn er nog wel meer wat minder zonnige facetten te noemen. Maar laat ik wat systematischer te werk gaan om uit de veelheid van zaken die te noe men zouden zijn althans enkele facetten wat nader te belichten. Kenmerkend voor de archivariaten vind ik op dit ogenblik de vrij algemene behoefte aan een vorm van nazorg voor de semi-statische registratuur archieven. Formeel vallen deze archieven niet onder het beheer van de archivaris; wel heeft deze er mee te maken vanwege zijn inspectietaak. In die gevallen waar al wat langer een streekarchivaris aan wezig is, ontstond een situatie, waarin tussen de fase van de lopende administratie zeg maar de ladenkasten ter secretarie en de fase van het oud-archief, het domein dus van de archivaris een niemandsland ontstond, waarvan enerzijds de archivaris dacht: dat knapt de registrator maar op, en anderzijds de registrator dacht: dat ziet de archiva ris t.z.t. maar. Soms leidde een combinatie van hun gedachten tot het inhuren van een derde partij, meestal het bureau O.D.R.P. van de VNG, dat dan tegen een forse beta ling een eenmalige schoonmaak uitvoerde, waarvan het effect meestal snel teniet werd gedaan. Voeg daarbij het feit dat met name in de kleine gemeenten (beneden 8.000 in woners) de aanwezigheid van een vakbekwame registrator meer uitzondering dan regel is en het wordt duidelijk dat een voor de hand liggende oplossing was om binnen het ka der van een gemeenschappelijke regeling voor het oud-archief ook een voorziening te treffen voor de nazorg van het nog niet formeel overgebrachte archief. Hierdoor kon continuïteit geboden worden in het proces van lopend, via semi-statisch naar overge bracht archief. In een aantal gevallen is voor deze taak door de archivariaten een aparte functionaris aangetrokken: de zgn. streekregistrator; in een aantal andere gevallen is deze taak in de werkzaamheden van een van de streekarchivarissen geïntegreeerd. Het meervoud streekarchivarissen brengt mij als vanzelf tot een tweede kenmerkend aspect van de ervaringen met streekarchivariaten: n.l. de neiging tot schaalvergroting. De meeste archivariaten zijn begonnen als eenmansbedrijfjes, die een klein, overzichte lijk aantal gemeenten bedienden, heel idyllisch, maar ook zeer inefficiënt. Bij ziekte lag de hele zaak meteen stil dat was al heel in het oog lopend maar nog fnuikender bleek dat van een pluriforme taakuitoefening door het archivariaat geen sprake kon zijn. Ieder heeft zo zijn of haar persoonlijke voorkeuren en bij een éénmansbezetting bleven al naar de instelling van de betrokken archivaris sommige taken achter, terwijl [118] andere veel nadruk kregen. De oplossing werd gezocht in meer personeel. Om dat mo gelijk te maken moest het draagvlak worden vergroot en zo zijn vele archivariaten in de loop van de jaren sterk gegroeid. Enkele kleinere zijn opgegaan in een groter geheel, zo als de archivariaten Brabants Westhoek, het Land van Megen en Ravestein en binnen kort ook Noord-Kempenland. De opvallendste groeier was het archivariaat Nassau-Brabant dat in enkele jaren tijds van 7 naar 17 gemeenten ging, maar ook anderen, zoals het Kwartier van Oisterwijk en Peelland, werden in omvang verdubbeld. In inwoner-aantallen uitgedrukt zijn er thans 3 archivariaten met meer dan 150.000 in woners, 4 tussen de 100.000 en de 150.000 en 3 beneden de 100.000 inwoners. De tendens naar grotere eenheden is nog steeds aanwezig, maar de grenzen van de groei zijn zichtbaar geworden bij de totstandkoming van het streekarchief Zuid-Oost- Brabant. Opvattingen over minimum- of maximumdraagvlakken, waarvoor ALO- en NALO-commissies zich hebben ingespannen, heb ik niet; de praktijk leert wel dat bij een inwonertal van ca. 100.000 een personeelsbestand van ca. 4 man mogelijk wordt en daarmee een zekere taakverdeling voor het personeel. Uit de praktijk blijkt ook dat be neden een inwonertal van 50.000 een archivariaat slechts dan levensvatbaar is, wanneer de bestuurders bewust de consequenties van hoge financiële lasten willen accepteren. Min of meer samenhangend met de neiging tot schaalvergroting is het groeiproces in de richting van een centrale bewaring van de archieven van de deelnemers. Of anders uit gedrukt: van een streekarchivariaat naar een streekarchief. Zodra het aantal deelnemende gemeenten de 5 a 6 overstijgt, blijkt het rondreizen be zwaren op te gaan leveren: de reisafstanden leiden tot tijdverlies en hoge kosten, maar vooral wordt het werk er door versnipperd en worden de contacten met de deelnemers te gering om tot een effectief resultaat te komen. Een tussenoplossing wordt soms ge vonden in de vorm waarbij de archivarissen ieder een deel van het archivariaat gaan be dienen, zodat in feite de oorspronkelijke toestand van kleine archivariaten weer her steld is. Na verloop van tijd blijken daaraan toch ook vele bezwaren te kleven. Naarma te een archivariaat langer bestaat, groeit de behoefte aan een centraal steunpunt, waar een handbibliotheek kan worden geraadpleegd, documentatiewerk wordt verricht en waar administratieve ondersteuning wordt geboden. Soms spelen ook incidentele facto ren zoals tijdelijke ruimtenood in een van de gemeentehuizen een rol, waardoor dan tij delijk het archief van een der deelnemers wordt geplaatst in de bewaarplaats van een van de andere. Op die wijze is de centralisatie in Noord-Kempenland tot stand gekomen en is heel geleidelijk en vaak onofficieel een centralisatieproces aan de gang bij enkele andere archivariaten. Een handicap van niet geringe aard bij centralisatie blijkt de emotionele gebondenheid aan het plaatselijk archief. Vele gemeenteraden vinden dat de plaatselijk gevormde ar chieven ook ter plaatse moeten blijven. Om die gevoelens vooralsnog te ontzien en toch tegemoet te komen aan de wens tot een centrale voorziening is o.m. door het archivari aat Nassau-Brabant de oplossing bedacht, waarbij een centrale archiefbewaarplaats wordt gesticht, terwijl een gespreide bewaring van de gemeentearchieven vooralsnog ge handhaafd blijft. In die centrale archiefbewaarplaats kunnen worden geplaatst alle hulpmiddelen van de dienst, zoals bibliotheek en documentatie, alsmede de van het rijk [119]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 16