meenten heb ik geen zeggingschap, noch inspectiebevoegdheid. Dit argument is destijds aangevoerd om de eerder vermelde bewaargevingen te frustreren; ik zou geen archivaris van Warmenhuizen, Bergen enz. zijn, doch slechts beheerder van het oud archief. Ar gumenten mijns inziens, die met de zaak waar het om ging niets van doen hadden en oneigenlijk gebruik van de Archiefwet in de hand gewerkt zouden hebben. Als gemeen tearchivaris van Alkmaar mis ik dus inspectiebevoegdheid in de omliggende gemeenten. Aangezien er echter een districtsregistrator en een provinciale archiefinspecteur komen, kan men mij daar wel missen. Indien de gemeenten echter deskundig advies of hulp van een registrator vragen, dan kan die uit eigen personeelsbestand geleverd worden. Stelling vier: 'Het is mijns inziens noodzakelijk om binnen een provincie met de colle gae, de archiefinspecteur en de rijksarchivaris tot duidelijke afspraken te komen In Noord-Holland zitten de gemeentearchivarissen op één lijn, uitgestippeld in een overleg onder voorzitterschap van de provinciale archiefinspecteur, waarbij de provin cie in een aantal afgebakende gebieden is verdeeld. Er is een aantal streekarchieven uit gezet. Over en weer blijft men weg uit het gebied van een anderBovendien trachten wij elkaar de bal toe te spelen bij de acquisitie en ontlasten onze bewaarplaats van stukken die bij een collega thuishoren. Geheel dekkend is ons net nog niet; een groot gebied bo ven Schoorl is nog zonder streekarchivaris, idem geldt voor het Gooi en andere gebie den, maar er zit schot in. De laatste stelling: 'Zolang er geen wettelijke verplichting tot aanstelling van een ge meentearchivaris is, blijft het peuteren in de marge'. Indertijd het is al weer heel wat jaren geleden heb ik een lans gebroken voor de verplichte aanstelling van een gemeentearchivaris. Dat is verschenen in de vorm van een artikel in het Archievenblad; het halve archiefwezen zei daarop: 'die vent is gek'. Lang zamerhand is er meer bereidheid gekomen bij de archiefwereld om te trachten de ver plichte aanstelling in de wet op te nemen. Laat men de verplichting achterwege, dan zullen dwarsliggers een goede locale archiefzorg en -beheer blijven frustreren. Men kan via een provinciale archiefinspecteur of een collega van gedeputeerde staten soms enige druk uitoefenen, maar als gemeenten onwillig blijven is er bijzonder weinig aan te doen. De enige oplossing is de wettelijke verplichting. Nog om een andere reden, nl. om wat meer organisatie in het streekarchiefwezen te krijgen. In het verleden zijn streekar- chivariaten gevormd op grond van het feit, dat bepaalde gemeenten wél wilden samen werken en andere niet. Met de verplichting in de wet zou men tot een meer logische or ganisatie van het archiefwezen op locaal niveau kunnen komen. Discussie Woelderink vraagt of de overeenkomsten van Alkmaar met de omliggende gemeenten op ieder moment opzegbaar zijn. Fasel zegt van ja, althans in theorie, niet in de praktijk, aangezien in de ruimte waar het archief van die gemeente stond, nu iets anders staat. (Hilariteit). Kölker vult aan, dat een gemeente die het archief uit Alkmaar terug wil trekken in feite van archiefbewaarplaats verandert en daarvoor de goedkeuring van Gedeputeerde [116] Staten behoeft. Als men een nieuwe bewaarplaats gaat bouwen, behoeft het daartoe strekkende raadsbesluit eveneens dubbele goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Van der Aalst vraagt wat zou gebeuren als een gemeentebestuur ontevredenheid met de gang van zaken bij het archiefbeheer zou uitspreken. Formeel kan het gemeentebestuur niet of nauwelijks nog invloed uitoefenen. Moet men daarom het Alkmaarse model niet als een tussenfase zien? Fasel beaamt het laatste. Als men ontevreden is, kan men zich wenden tot burgemeester en wethouders van Alkmaar. Burgemeester en wethouders van de nabuurgemeente zijn en blijven volgens de Archiefwet belast met de zorg voor hun archief; de bewaargeving ontheft ze daar niet van. Schoute pleit voor uniformiteit in regeling en kostentoedeling zodra de wettelijke ver plichting tot aanstelling van een gemeentearchivaris een feit is. In vrijwel alle samen werkingsvormen is het anders geregeld, soms in kronkelige, springerige en draaiende vormen. Daarin zou de wet ook ordenend moeten optreden. Drs. I. W. L. ACaminada: de provinciale inspecteur en samenwerking in archiefbeheer Als gespreksthema's voor vandaag is mij een tweetal onderwerpen gegeven: 1 de ervaring opgedaan met de Brabantse streekarchivariaten; 2 de rol van de provincie bij de samenwerking in het archiefbeheer Daar zal ik het bij moeten laten; een historisch exposé kan dus niet gegeven worden. Het ligt voor de hand om in het jaar waarin het 25-jarig bestaan wordt gevierd van het oudste streekarchivariaat een schets te geven van de ontwikkeling van de eerste streek archivariaten en de wederwaardigheden daaraan verbonden. Ik zal dit niet doen, ener zijds niet omdat collega Van Mosselveld en mijn ambtsvoorganger Bernsen dat al heb ben gedaan ik verwijs U daarvoor naar het Archievenblad en anderzijds omdat het mij in het kader van de opzet van vandaag zinvoller lijkt om uit die ervaringen met Brabantse archivariaten een aantal tendenties te belichten, die kunnen dienen als dis cussiestof en die illustratief zijn voor het huidige functioneren. In het algemeen durf ik de stelling aan, dat de ervaring met streekarchivariaten gunstig is. Dit maar meteen als antwoord op de vraag van een van mijn collega's, die wist dat ik hier zou spreken over streekarchivariaten en informeerde of ik het fenomeen als zoda nig ter discussie zou stellen. Deze vraag deed me herinneren aan mijn begintijd in het archiefwezen een stage bij het Algemeen Rijksarchief toen mij ingeprent werd, dat je naast serieuze archivarissen ook nog een genus min of meer van het rechte pad geraakte vakgenoten had, dat zich, waarschijnlijk besmet door een vorm van provinci alisme, bezig hield met de petite histoire van dorpen, waar men als beschaafd mens niet snel zou komen. Dat deze lieden, streekarchivarissen geheten, vooral schenen voor te komen bezuiden de grote rivieren rondde de oordeelsvorming af. Ik weet niet of het toen vrij algemeen aanwezige negatieve oordeel thans nog heerst in rijkskringen. De fei ten laten zien, dat de archieven van de gemeenten die deelnemen aan een streekarchiva- [117]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 15