een puinhoop.De enige die er met succes aan kan werken is de registrator, die met uitsluiting van andere taken de lopende en semi-statische archieven op orde kan bren gen. Sindsdien is het personeelsbestand nog uitgebreid met mensen in verschillende re gelingen. Nu kunnen we ook iets gaan doen aan de materiële verzorging van archieven. Juist die materiële verzorging is een van de taken waar veel te weinig aan gedaan wordt. Bij het opzetten van een nieuwe dienst dient daarvoor ruimte, geld en mensen geclaimd te worden in een vroeg stadium. Het idee dat men sluikenderwijs zou kunnen uitbrei den, is niet slim. Niet slim tegenover de bestuurders volwassen mensen immers die er recht op hebben je taken- en eisenpakket op tafel te krijgen, zodat ze weten waaraan ze toe zijn. Wel moet men geleidelijkheid betrachten bij de opbouw van de dienst. Dat geldt niet voor het gebouw: daar dient men in één klap voldoende ruimte te hebben. De personeelskosten, als voornaamste kostenfactor van de dienst, kunnen wellicht beter trapsgewijze verhoogd worden. Een bibliotheek en een documentatieverzameling is buitengewoon moeilijk op poten te zetten, indien men op verschillende plaatsen moet werken. Wartena heeft daar zojuist op gewezen. Bezoekers kunnen bij ons tenminste op vijf werkdagen terecht voor de bibliotheek. Het bezwaar tegen de centrale plaats, de afstand voor de bezoeker, deel ik. Het is reëel. Als een bezoeker van 20 km afstand moet komen en hij heeft iets na te kijken, wat niet zo verschrikkelijk belangrijk is, dan komt hij niet. De continuïteit van het openstellen is voor de serieuze bezoeker bijzonder plezierig. Ik wil resumeren. Ten aanzien van de door mij op papier gebrachte stellingen nog het volgende: als nadeel staat de kostenfactor van het eigen afzonderlijke gebouw, wat er voor de bestuurders duur uitziet. Als men het vergelijkt met de personeelskosten valt het eigenlijk nog wel mee. Als voordeel heb ik genoemd de organisatiekwestie, ook de gewone interne organisatie, zoals het feit dat men een vast postadres heeft, dat mensen je daar kunnen vinden. Telefonische bereikbaarheid ervaart men als erg belangrijk. In de jaren 1973-76 (vóór de gecentraliseerde dienst werkte) hebben we een telefoonbeant- woorder aangeschaft, wat de voorzitter van het streekarchiefbestuur omschreef als een alibifoon. Mensen, die je twee keer niet aan de telefoon gekregen hebben, zeggen: 'hij is er nooit'. Dat klopt, als je 9 of 10 bazen hebt, is de kans dat men je vindt, tenzij je volgens een vast schema werkt, niet zo geweldig groot. Voor de inventarisatie van de archieven is het centrale gebouw prettig; je kunt ten minste dan aan één stuk doorwerken. Idem geldt voor de bibliotheek, de documentatie en de rijksarchivalia. In het contact dat je met de gemeentesecretarie hebt in ieder geval voor zover het de inspectie aangaat ben je beter geholpen met een deskundige registrator, die gemeen ten bij kan springen, dan dat je zelf geregeld op die secretarieën komt. Onze opleiding is daar niet op gericht; onze belangstelling vaak ook niet en wij kunnen die mensen ge woon niet voldoende helpen. Vaak kan men wel zien, dat de archiefzorg onvoldoende is, maar daar hebben de secretarieën weinig aan. Alleen de mededeling over iemand te beschikken, die de moeilijkheid kan oplossen, snijdt hout. Tot besluit wil ik U toewensen, dat deze tijd van crisis ons behalve tot de stabilitas loei niet ook nog zal verplichten tot kuisheid en armoede. [108] Stellingen Vergeleken met een streekarchivariaat heeft een streekarchief vele voordelen en een schijnbaar nadeel. Laten we met het nadeel beginnen: Kosten: een streekarchief immers heeft een eigen gebouw, d.w.z. een depot met lees zaal, kantoor- en restauratieruimten e.d. Inderdaad is het niet goedkoop tegenwoordig een nieuwe archiefbewaarplaats te bouwen. De kosten van zo'n gebouw echter zijn jaarlijks, als het gebouw gloednieuw is, toch niet hoger dan 1 of 1 Zi formatieplaats per 1.000.000,— investering. Bij de huidige inflatie betekent dat dat de kosten van het ge bouw over een jaar of tien onbelangrijk zijn geworden t.o.v. het geheel van de begro ting. De voordelen: Als we de aan een archiefdienst verbonden werkzaamheden in vier onderdelen bezien dan springt de grotere efficiëntie onmiddellijk in het oog: Organisatie: uiteraard is een vast post- en telefoonadres beter dan een zwervend bestaan. Dat geldt ook voor de postverwerking, het archief van het archief, de aanschaf van materialen e.d. Beheer van de overgebrachte archieven: - inventarisatie; uiteraard gaat dat beter en sneller als men aan één archief achter elkaar door kan werken en niet om de 14 dagen 2,1 of een Zi dag. Bovendien be schikt men over de archieven van aanpalende gemeente, de waterschappen, de rech terlijke archieven en de handbibliotheek. - het maken van nadere ingangen; in de huidige situatie moet dat vaak gebeuren door tijdelijke, althans niet in het vak opgeleide krachten uit de WSW, de TAP of de DACW. Zij moeten onder toezicht werken. Kan men dat toezicht niet uitoefenen omdat men steeds op stap is, dan kan men deze mensen niet gebruiken, ergo: de na dere ingangen worden niet gemaakt. - dokumentatie; beeld- en geluidsdokumentatie, de handbibliotheek; zaken die slechts zin hebben als ze in relatie tot de archieven gebruikt worden. Men kan ze niet steeds weer verplaatsen naar een volgende bewaarplaats, ergo: men moet de archie ven en de dokumentatie op eenzelfde plaats bewaren. - de rijksarchivalia; deze worden slechts in bewaring gegeven aan bewaarplaatsen met een leeszaal die permanent bemand is door een archivaris. Dienstverlening: - de voordelen van de centrale leeszaal die permanent open is, mét archiefambtenaar, mét bibliotheek, mét rijksarchivalia etc. zijn evident. - ook voor het gemeentebestuur wordt onderzoek sneller en beter gedaan: ook voor hen is de archivaris steeds bereikbaar, ook voor hen kan het onderzoek beter gedaan worden als bibliotheek, documentatie (ook het archief van het archief) onder hand bereik zijn. [109]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 11