L. de Gou. Mede omdat dit gebeurde in de vijftigste vergadering van de raad en in het tiende jaar na de installatie door de minister, waardoor de woorden van de heer De Gou het karakter hadden van een terugblik, worden de lezers van het Archie venblad in de gelegenheid gesteld van dit spirituele betoog kennis te nemen. Het is vandaag voor de Archiefraad wel een zeer bijzondere dag. Afscheid van een bekwame voorzitter, installatie van een nieuw lid, vergaderen en dejeuner, in bijzijn van vertegenwoordigers van het Ministerie, in het Zuiden des lands in een befaam de herberg met een vermaarde keuken mede ter gelegenheid van de 50e vergadering van onze raad in het tiende jaar van haar bestaan. Althans, indien wij wat het laatste betreft uitgaan van het feitelijk zijn, indien wij de jaren tellen vanaf de installatie door de minister, want de jure bestond de Archiefraad alreeds in 1962 nadat weer eens de prestigekwestie tussen Ie en 2e Kamer beter gezegd lussen een fractie voorzitter van de le en zijn collega partijgenoot van de 2e Kamer nu op het toneel van de behandeling der Archiefwet uitgevochten was. Immers in art. 10 van de Archiefwet 1962 staat: Er is een Archiefraad. Voor de periode 1962-1968 werd de lezer van deze wet ken nelijk ook geacht zich te hebben verdiept in de metaphysiek van het zijn, in de vol maaktheid van het zijn bedoeld door Aristoteles, of het relatieve niet zijn van Plato. Gelet op de kleur van de ondertekenaren van het oorspronkelijk ontwerp zou voor de hier noodzakelijke zijnsinterpretatie desnoods ook nog wel steun bij Thomas van Aquino gevonden kunnen worden. Het was een emotioneel tijdperk in het Archief wezen toen deze 6-jarige vrucht ter wereld kwam. Bij de installatie gebruikte de minister niet zonder reden het woord "opspraak" en signaleerde zij verder nog een niet ongegronde kritiek". Vanaf dat ogenblik is ech ter in de archiefwereld gelukkig veel ten positieve veranderd, waartoe, wij mogen dat in alle bescheidenheid zeggen, ook bouwstenen door de Archiefraad aangedra gen werden, eerst onder leiding van Prof. de Smidt en vervolgens onder die van zijn opvolger Prof. Coopmans. Voortgekomen uit de sector van het bestuur was het niet vreemd bij de installatie als voorzitter uit zijn mond de wenselijkheid te vernemen tot uitbreiding van de externe betrekkingen zowel naar het Archiefwezen als ook naar de volksvertegen woordiging, Om met het laatste te beginnen. Een wens die in daad omgezet werd door de contacten met de vaste commissie voor C.R.M. van de 2e Kamer der Staten Generaal, waardoor in parlementaire kring meer belangstelling voor en dui delijkheid in hete hangijzers op ons werkterrein verkregen kon worden. Staatsrechte lijk een novum, dat procedureel nog tot discussie en een besluit in de Ministerraad geleid heeft. Ook de Archiefwereld zelf bracht U nader tot ons door contact met de V.A.N. en met de Landelijke Kring van gemeente- en streekarchivarissen. U kunt ervan verzekerd zijn dat ik, eveneens voortgekomen uit het bestuur, deze lijn hoop te mogen voortzetten en mogelijk verder te ontwikkelen. Bij de behandeling van de Archiefwet bleek de 2e Kamer niet algemeen overtuigd van de noodzaak voor de instelling van een Archiefraad. De Kamer vond dat de 332] minister voldoende advies kon krijgen van het sedert 1890 bestaande Convent van rijksarchivarissen, de Rijkscommissie voor de Vaderlandse Geschiedenis en de per manente Commissie voor de post- en archiefzaken. Desalniettemin bleek na het eerste lustrum, bij de overdracht van het voorzitter schap door Prof. de Smidt onze raad al een indrukwekkende staat van werkzaam heden vervuld te hebben. En wanneer wij nu na het tweede lustrum het werk over zien dat onder Uw leiding door onze raad verricht is, dan kunt U terugzien op een belangrijke staat van werkzaamheden. Tijdens Uw voorzitterschap werden niet min der dan 118 adviezen uitgebracht. Slechts enkele daarvan zou ik op dit ogenblik in Uw herinnering willen brengen en dan denk ik aan de adviezen over: de interpretatie van het begrip archiefbescheiden de ontsluiting van de notariële archieven 1842-1895 de verkorting van de termijn van overbrenging de registratie der prot. kerkelijke archieven de toepassing van art. 27 2e lid van de Archiefwet de concept-ontwerpen reorganisatie binnenlands bestuur de provinciale inspectie der archieven in Friesland de privacy in verband met de persoonsregistraties de archieven van de instellingen van weldadigheid het org. en eff.-rapport betreffende de rijksarchiefdienst de herziening van het besluit post- en archiefzaken het veel besproken besluit van de vroedschap van Goes, enz., enz. Deze lijst zou vervolgd geweest zijn ware het niet dat Prof. Coopmans zich voor de keuze gesteld zag zich al of niet ten volle te geven aan zijn decanaat, welke be slissing uitviel ten gunste van Tilburg. Daar kan Tilburg hem dankbaar voor zijn, want Tilburg vertoont niet meer het zo uitzonderlijk geroemde klimaat voor de student zoals dat in 1797 in de Nationale Vergadering door de representant Pieter Vreede afgeschilderd werd toen hij opkwam voor deze stad als vestigingsplaats voor een universiteit en daarbij stelde, dat te Tilburg "die gelukkige middenmaat van beschaving heerscht, die voldoende is om aan jonge luiden eene beschaafde opvoe ding te bezorgen. Daar woonen een aantal welgestelde mensen, die de ommegang kunnen aangenaam maken zonder dat men te vreezen heeft voor datgene wat de meerdere weelde in de steden zoude kunnen veroorzaken." Verder wees hij op voldoende gelegenheid voor de aanleg van kruidentuinen, prees hij de gezonde luchtstreek en de aangename ligging, de geregelde correspondentie der postwagens die de reizigers gemakkelijk deden af en aankomen benevens het ontbreken van garnizoen, dus van slechte vrouwen en van drankzucht. Wij zullen ons over de inmiddels wel zeer sterke klimaatsverandering te Tilburg maar niet verwonderen omdat verandering nu eenmaal de enige constante in de menselijke samenleving schijnt te zijn. Zo even moest ik wijzen op de relativiteit van het zijn en moet nu eindigen met het opgaan van het finale in het absolute zijn. De kaboutertjes hebben mij namelijk ingefluisterd dat de apocalyps voor Prof. Coopmans een steeds wederkerende stof is tot meditatie en wij hebben gemeend [333

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 31