Het archiefbeheer in de Gereformeerde kerken was tot 1977 niet zo goed'. Juist
om te trachten hier verbetering in te brengen is bovengenoemde inventaris op ver
zoek van de Gereformeerde kerk van Zwolle in druk verschenen en bij de opening
van de Generale Synode van Zwolle in mei 1977 aan het moderamen aangeboden.
En het is inderdaad juist deze synode, die een aantal regelingen heeft getroffen
voor een beter beheer van de archieven van de regionale en plaatselijke kerkelijke
organen. De initiatieven van de Generale Synode ten aanzien van het archiefbeheer,
waarover De Haan schrijft (182), dateren dan ook pas vanaf november 1977.
Dusgeen voorbeeldinventaris van de Gemeentelijke Archiefdienst van Zwol
le, maar iets dat op verzoek van de Gereformeerde kerk, met als doel de archief-
zorg wat meer in de belangstelling te plaatsen, tot stand gekomen is. Een voor het
gehoor geven aan dit verzoek zijn nu de samenstellers van de inventaris behoorlijk
afgestraft door De Haan!
Wij zien dan ook niet in welk positief doel daarmee gediend wil zijn.
Het op zo'n manier naar voren brengen van kritiek zou juist weieens een averechts
gevolg kunnen hebben ten opzichte van wat de initiatiefnemers beoogden, namelijk
het bevorderen van het inventariseren van gereformeerde kerkarchieven.
De Haan schrijft zelf, dat het inventariseren van deze archieven geen gemakkelijke
opgaaf is geweest. De inventaris vermeldt de archieven van in totaal zes plaatselijke
kerken en maar liefst veertien kommissies en verenigingen'.
Dat was nu precies in dit geval één van de grote moeilijkheden. Er zullen niet veel
gereformeerde kerken in Nederland zijn, die in de vorige eeuw zoveel splitsingen
en daardoor zoveel afzonderlijke groepen hebben gekend.
Prof. Dr. O. J. de Jong heeft in 'Bijdragen en mededelingen betreffende de geschie
denis der Nederlanden'2 het volgende hierover geschreven:
„De dikwijls moeilijk te ontwarren veelheid van zich 'gereformeerd' noemende
groepen in de vorige eeuw kan het beste plaatselijk worden onderzocht. Goede
diensten bewijzen J. L. Admiraal en G. P. Nijkamp met hun Inventaris van de ar
chieven der Gereformeerde kerken en verenigingen te Zwolle, 1835-1961, want in
deze plaats ontstonden achtereenvolgens een Christelijk Afgescheiden Gemeente,
een Gereformeerde Gemeente onder het kruis (zelfs twee, ondergetekenden), een
Christelijk Gereformeerde Gemeente en een Nederduits Gereformeerde Gemeente,
hetgeen merendeels samenvloeide in de Gereformeerde Kerk.'
Een vrij ingewikkeld kerkarchief is dus blijkbaar goed toegankelijk gemaakt voor
de wetenschappelijke onderzoeker, maar op dat moment was er nog weinig ervaring
opgedaan met het inventariseren van gereformeerde kerkarchieven. Naar onze me
ning verdient deze inventaris dan ook een reaktie, waarbij meer de nadruk zou zijn
gelegd op de zakelijke aspekten dan nu het geval is.
Zie drs. R. A. D. Renting, Archief-(wan)beheer in de Gereformeerde kerken, in: Ge
reformeerd Theologisch Tijdschrift, (mei 1971), 76-91.
Zie Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden' 93
aflevering T, (1978), 155.
[318;
Tenslotte nog een laatste punt.
Het lijkt ons niet meer dan een regel van fatsoen, dat een recensent, die andermans
werk in een vakblad bespreekt, ruim tevoren (dus zeker vóór de datum van sluiting
voor het inzenden van de kopij) aan de betrokkene(n) inzage geeft in de inhoud van
de bewuste recensie.
Dat De Haan dit heeft nagelaten, nemen wij hem het meest kwalijk.
Zwolle, september 1979
Namens de gezamenlijke medewerkers
van de
Gemeentelijke Archiefdienst Zwolle,
drs. F. C. Berkenvelder
De Nieuwe Zakelijkheid
Naar aanleiding van mijn recensie in de tweede aflevering van het Archievenblad
stellen de medewerkers van het gemeentearchief van Zwolle in een soort van kollek-
tieve woedeuitbarsting vast:
„het op zo'n manier naar voren brengen van kritiek zou weieens een averechts ge
volg kunnen hebben ten opzichte van wat de initiatiefnemers beoogden, namelijk
het bevorderen van het inventariseren van gereformeerde kerkarchieven".
Het doet mij deugd dat zij het aldus geformuleerd hebben. Mijn bespreking beoogde
namelijk het bevorderen van het op een juiste manier inventariseren van gerefor
meerde kerkarchieven.
Dat ik daarmee de aandacht van het Zwolse werkstuk heb afgeleid kan in mijn
ogen nog steeds geen kwaad en blijkbaar in Zwolse ogen ook niet. Immers: „en
kele zakelijke kritiekpunten zijn terecht naar voren gebracht". Aan de andere kant
heb ik met mijn benadering 'een goede zakelijke discussie over een onderwerp dat
dit alleszins verdient' in de weg gestaan.
Ik ben bang dat men in Zwolle niet goed gelezen heeft. Mijn recensie is een en al
zakelijkheid. Ik heb de inventaris voor een deel op de voet gevolgd en kommentaar
gegeven waar ik dat nodig vond. En in het kader van die zakelijkheid paste ook de
gewraakte opmerking over de asielhonden. Die is neergeschreven om aan te geven
dat een beschrijving in de trant van 'stukken betreffende onderstand aan personen'
een zinledige opmerking is, een symptoom van gebrek aan formuleerkunst.
Dat ik daarmee riooljournalistiek heb bedreven of mij schuldig heb gemaakt aan
vuilspuiterij had ik niet begrepen en is mij ook nu niet aangetoond. Ik konstateer
alleen dat de Zwolse archiefmedewerkers op deze manier een goede zakelijke dis-
kussie over een onderwerp dat zulks alleszins verdient verhinderen.
Woede verblindt. Want welke zakelijke argumenten worden door de Zwollenaren ter
tafel gebracht? Geen enkele, als mijn verbeelding mij niet bedriegt. Of beschouwen
[319]