ridisch verantwoordelijk zijn, zodat de chef Interne Zaken te beschouwen is als 'ondergeschikt personeel'. Deze vlieger moge juridisch opgaan, doch de realiteit is dat het in de praktijk niet of nauwelijks meer als zodanig wordt gevoeld. Naar mijn mening is men de gemeentesecretaris en de griffier als een soort verlengstuk van het college gaan zien. met als konsekwentie o.a. dat het hoofd van de afd. Interne Zaken het op zijn brood krijgt als er iets met de registratuur niet blijkt te kloppen. Trouwens, ingevolge de Provinciewet (art. 59) heeft de Commissaris des Konings het 'oppertoezicht' over de administratie en is de griffier blijkens art. 72 hem behulpzaam'. Uit dit laatste blijkt al wel, dat het leggen van juridische ver antwoordelijkheden in feite niets oplost; hetgeen in de toekomst alleen maar des te duidelijker zal worden, aangezien ten gevolge van de uitbreiding van de admini stratie soms zelfs geen sprake meer kan zijn van gecentraliseerde registraturen. In de praktijk zal dit betekenen, dat zelfs het hoofd van de afdeling Interne Zaken niet meer geacht kan worden de 'dagelijkse leiding' te hebben van bepaalde onder afdelingen. Bij grote diensten is dit hoofd trouwens allang geen registrator meer, maar een manager. M.i. behoort men zich af te vragen, of er iets wezenlijks zou veranderen als er b.v. in de archiefwet zou staan, dat burgemeester en wethouders belast zijn met de zorg voor en het beheer van het archief hunner gemeente, of als het begrip 'zorg' geheel uit de wet zou verdwijnen. Ik geloof het niet en tevens heb ik de indruk dat men door zorg en beheer te onderscheiden een situatie heeft geschapen, waarin de kern van de zaak niet wordt geraakt. Alsof men beroepsvoetbal benadert met begrippen uit het sociologisch-agogisch arsenaal, hetgeen weliswaar een grote troost kan betekenen voor de nabestaande van de spelers, maar om de Cup te winnen moeten er goals worden gemaakt. M.a.w. wij benaderen de materie met begrippen, die door de bestuurders en ambtenaren (die niet archivistisch, maar staatsrechtelijk worden geschoold) niet worden begrepen. Dit bleek mij o.m. uit de discussies rond de archief verordening van mijn gemeente. Bestuurders en ambtenaren zijn gewend te denken in begrippen als decentralisatie, deconcentratie, attributie en mandaat, zodat men moet uitleggen wat wij onder zorg en beheer verstaan. Waarna een weifelend schou derophalen volgt, aangezien men niet vermag in te zien dat er een principieel ver schil zou bestaan tussen de taak van de gemeentearchivaris (beheer), burgemeester en wethouders (zorg) en de gemeenteraad Men is integendeel geneigd de zorg voor de archieven als één taak te zien, waarvoor B. en W. verantwoordelijk zijn in casu tegenover de Raad en waarvan door middel van mandaat bepaalde delen ter uitvoering zijn opgedragen aan ambtenaren. Onder die ambtenaren neemt de archivaris een belangrijke plaats in, doch ook anderen hebben in deze een eigen verantwoordelijkheid, o.m. de chef-Financiën (betaling nota's, begrotingsbewaking), de directeur van de Plantsoendienst (onderhoud archieftuin), de commandant van de Brandweer (brandpreventie) enz. enz. De archivaris kan op zijn beurt bepaalde taken delegeren aan zijn ondergeschikten, b.v. de boekhouding, de bibliotheek, de prentenkamer enz, terwijl de andere diensthoofden uiteraard niet zelf het gebouw of de tuin komen onderhouden, maar dit delegeren aan hun ondergeschikten. Hun verantwoordelijkheid aan B. en W. blijf- echter bestaan, zoals ook B. en W. ver- [312] antwoordelijk blijven aan de Raad. Aldus ontstaat een steeds fijner vertakt netwerk van taken en bevoegdheden, alsmede een m.i. juister beeld van de gemeentelijke organisatie. Men kan de waarde van de termen 'zorg' en 'beheer' aardig demonstreren door 'archieven' te vervangen door 'lantaarnpalen' of 'sportterreinen'. Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor de lantaarnpalen en de sportterreinen en ze wor den beheerd door de directeur van Openbare Werken resp. de directeur van het Sport- en Badbedrijf. Het vermoeden rijst, dat de begrippen zorg en beheer op vrij wel het gehele gebied van ambtelijke activiteit te gebruiken zijn voor het maken van uiterst principiële caesuien. De ambtelijke dienst heeft er alleen niets aan, want ten eerste hebben deze begrippen geen vastomlijnde betekenis (zodat ze alleen 'om schreven kunnen v/ordenl en ten tweede maakt het in concreto weinig uit of nu de 'zorg dan wel het 'beheer' tekort schiet, aangezien burgemeester en wethouders volledig verantwoordelijk zijn en blijven. Vaak is het ook een combinatie van fac toren. De archivaris zorgt slecht voor de archieven (beheer), maar dat komt omdat B. en W. hem geen beter gebouw en/of personeel geven (zorg), hetgeen weer wordt veroorzaakt door de Raad, die de fondsen weigert hetgeen in niet ge ringe mate de schuld is van G.S., die niet voldoende aandringen (toezicht). Ik be twijfel dan ook, of de begrippen zorg en beheer van enig praktisch nut zijn. Intussen is dit onderscheid wel verantwoordelijk voor de merkwaardige situatie dat de administratie geconfronteerd wordt met twee verschillende inspecteurs, die het bovendien veelal niet eens blijken te zijn over de inhoud en de omvang van hun taak. Althans, er kunnen zich zotte situaties voordoen als beiden op hun strepen gaan staan. Gelukkig wordt in de praktijk (net als tijdens congressen) de soep niet zo heet gegeten, zodat er praktische oplossingen zijn ontstaan, die van provincie tot provincie en van gemeente tot gemeente verschillen. Dit is uiteraard de bedoe ling niet en de vraag is dan ook gewettigd of het niet anders kan en moet. Om een aantal redenen, d-e mij te ver zouden voeren als ik ze in dit kader zou uiteenzetten, twijfel ik aan het nut van een gemeentelijke archiefinspectie. Een modern gemeente archief heeft ongetwijfeld een taak m.b.t. de tijdige overname van en de nazorg voor de archieven van gemeentelijke diensten en bedrijven, doch dat dit gepaard zou moeten gaan met een formele inspectiebevoegdheid kan ik persoonlijk niet inzien. Tevens ben ik van mening, dat de provinciale archiefsinspecties vervangen dienen te worden door een rijksinspectie onder een rijksinspecteur der archieven, die niet onder maar naast het rijksarchiefwezen functioneert. Deze rijksinspecteur zou niet alleen de inspectie van de niet-overgebrachte archieven der rijks-, provinciale-, ge meente -en waterschapsadministraties moeten hebben, maar ook van de archieven, welke zich in de archiefbewaarplaatsen van rijk. gemeenten en waterschappen be vinden. W. A. Fasel [313]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 21