Achter de tafel neemt ook plaats drs. J. H. M. Wieland, voorzitter van die commis
sie. De voorzitter begint met zijn spijt te betuigen dat bij de toezending van het
rapport niet gevoegd was de brief, die eerst heden voor het begin van de vergade
ring uitgereikt is. Ook zegt hij toe dat drs. Wieland zal verklaren waarom niet eerst
de resultaten van de enquête door het IVA, instituut voor sociaal-wetenschappelijk
onderzoek te Tilburg, afgewacht zijn alvorens het rapport te publiceren.
Drs. Wieland verklaart dat de prognoses eerst in augustus gereed zullen zijn; de
cijfers zijn daardoor thans nog wat onzeker. Toch geeft hij een aantal voorlopige
cijfers: geraamd is dat in de periode 1980 tot en met 1994 zo'n 44 hogere en 127
middelbare archiefambtenaren vervangen zullen moeten worden wegens pensio
nering etc., terwijl voor uitbreiding bij gemeentelijke archiefdiensten, de rijksar
chiefdienst en ministeries zo'n 80 a 90 hogere en ca. 400 middelbare archiefambte
naren opgeleid zullen moeten worden. Uiteraard moet ook met uitval rekening ge
houden worden: zo'n 70% van de leerlingen van de Archiefschool komt in het vak
terecht. Als conclusie kan hieraan verbonden worden dat thans per jaar opgeleid
dienen te worden 9 hogere en 35 a 40 middelbare archiefambtenaren.
De voorzitter verklaart dat bij de bespreking van het rapport door het Convent
van Rijksarchivarissen ook een voorbehoud is gemaakt t.a.v. aanbeveling 4. Ook
daar waren vragen over wat nu precies in de basisopleiding thuishoort. Tevens wilde
het Convent het vak Latijn facultatief stellen. Hierna stelt hij voor het rapport aan
de hand van de aanbevelingen te bespreken. Drs. Caminada is het daar niet mee
eens, omdat daarmee wordt uitgesloten dat ook punten buiten de aanbevelingen
ter discussie komen. Hij heeft een groot aantal op- en aanmerkingen op schrift ge
steld en wil graag antwoord op al zijn vragen. Zo wijst hij o.a. de differentiatie af.
Drs. Wieland verdedigt de geschapen mogelijkheden tot differentiatie in blokken-
specialisatie. Thans wordt ook gelet op ook andere kwaliteiten dan alleen het basis
diploma. Gezien de kleine aantallen hogere archiefambtenaren is een aparte rich
ting aan de universiteit niet haalbaar. De Rijks Archiefschool heeft altijd gemikt op
mensen met iets meer dan de basisvereisten, en dan niet alleen op degenen die elders
mislukt zijn. Hij wil graag dat ook reeds enige maatschappelijke ervaring aanwezig
is.
Dr. Ketelaar merkt op dat dat dan geformaliseerd zou kunnen worden. Drs. Wie
land acht dit niet nodig. Drs. Van Albada meent dat naar de toekomstige baan ge
keken moet worden, en niet alleen naar de opleiding. Ook goed gemotiveerde
HAVO-leerlingen zullen een baan moeten kunnen krijgen, niet alleen zij die elders
mislukt zijn. Drs. Wieland reageert dat ook nu als leerling toegelaten worden per
sonen die pas van de HAVO komen. Drs. Van Albada vraagt waarom liever een
mislukte theoloog toegelaten wordt dan een gemotiveerde HAVO-leerling. Drs.
Wieland meent dat men op wat oudere leeftijd iets beter gemotiveerd zal blijken
te zijn. Drs. Caminada ziet geen scherpe verschillen en eisen dienaangaande in het
rapport, waarna drs. Wieland toezegt dat dit duidelijker geredigeerd zal worden.
Dr. Ketelaar vindt de kwalificatie H(oger) B(eroeps) O(nderwijs) een wat zinledige
term. Z.i. geeft de taakwaardering vaak een minder goed beeld, daar er té veel ver
schillen bestaan. Drs. Caminada bestrijdt dat sterk: z.i. is het wèl exact bekend
196]
welke opleidingen tot HBO of MBO horen. De voorzitter vraagt drs. Wieland een
en ander in de commissie nog eens ter sprake te brengen.
Dr. Ketelaar vreest dat daardoor de vraag of de opleiding voor hogere archief
ambtenaren aan de universiteit dient te geschieden niet door een uitspraak van de
ledenvergadering beantwoord zal worden. Maar hij wil daar eventueel in januari
nog wel op terugkomen. Drs. B. J. van der Saag ondersteunt dit, en meent dat dan
ook meer tijd genomen kan worden voor een uitgebreidere bespreking.
Hierna worden de aanbevelingen puntsgewijs besproken.
Over aanbeveling 1 meent drs. Cammada niet zinvol te kunnen spreken, daar de
resultaten van het IVA te Tilburg nog niet bekend zijn. Uitgaande van de voor
lopige prognoses en van de gedachte van een dekkend net zou dit z.i. in een oplei
ding van nog maar 35 a 36 man per jaar resulteren, met o.a. als gevolg veel te 'zware'
personen en rangen bij de archiefschool. Drs. Wieland meent dat door die vergrote
staf de inhoud van het onderwijs kan verbeteren. Dr. Ketelaar voegt daar aan toe
dat bepaalde handboeken (100-regels, archiefterminologie e.d.) verouderd zijn, en
dat de Rijks Archiefschool het initiatief zou kunnen nemen bij vervanging daarvan.
Thans komen de docenten aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs niet toe. Drs.
Caminada wijst op de leerstoel die thans ingenomen wordt door prof. Van der
Gouw, doch dr. Ketelaar verwacht daarvan geen definitieve oplossing van de pro
blemen Drs. Bervoets sluit zich daar bij aan en wijst ook op de problemen t.a.v. de
inventarisatie, waarover thans discussie gaande is. Drs. Wieland beaamt dat als het
lesmateriaal perfect is, eventueel met minder docenten volstaan kan worden.
Wat betreft de part-time docenten: daarin ziet hij een goede toekomst, met name
ook i.v.m. de mogelijkheid daardoor zeer grote inventarisatieprojecten van de
grond te laten tillen. Omdat deze mensen geen andere dagelijkse beslommeringen
hebben, kunnen zij daar alle aandacht aan schenken. De voorzitter verklaart ten
slotte dat alleen de gedachte van het rapport, niet de tekst in beschouwing genomen
dient worden. Drs. Caminada vraagt of er wel gestemd moet worden; de voorzitter
beantwoordt dat bevestigend en brengt aanbeveling 1 in stemming: er zijn slechts
drie tegenstemmers.
Bij aanbeveling 2 verklaart drs. Van Albada dat, gezien bijlage 1, het vak geschie
denis op de Archiefschool een te grote rol speelt, en ook op het examen een zeer
belangrijke plaats inneemt. Hij vraagt of het mogelijk is een bevrijdend tentamen
geschiedenis af te leggen en bepleit het samenstellen van een syllabus, waarin de
samenhang van het ontstaan van archieven met de archiefvormers beter tot uitdruk
king komt, daar thans die koppeling ontbreekt. Van de in totaal 100 lesuren ge
schiedenis c.a. zouden dan wellicht er 70 kunnen vervallen. Mevr. De Raat meent
dat dit ook bij de hogere archiefambtenaren het geval zou kunnen zijn. Dr. Ketelaar
meent dat de commissie nog niet ver genoeg gegaan is. Nu is van alles een klein
Peetje in de opleiding gestopt, hetgeen hij niet raadzaam acht. Elke uitbreiding van
de lessen leidt tot vermindering van het stagewerk, waardoor er geen tijd meer
overblijft voor het opdoen van ervaring met correspondentie en studiezaaldienst.
Drs. Wieland zegt een herziening van de verschillende aantallen lesuren toe. De
voorzitter voegt daar aan toe dat deze zaak ook aan de orde gesteld is in een brief
[197]