3 s I &.J. IJ I "I 3 js Z j* w c Z m Z I: c 5 §.s ■g-s •o I S 8 2 I X c <D C O cd X X X T3 X O O O X X 3 Q t-i <u -o (U O cl <D -a <D O CL 0) "O <D O Cu tP Ph Ph 3 XI O cd •T3 d cd <D "O c cd C O O L> m N 1/3 t-w cd m uh C2 X 3 O J3 rt O N a O X <D <D O a 2 O X 8 g O O "oo O Oh T3 d -t; cd Uh O X 0) P4 S X o O 5 X 00 CL c 0) 0Ü O «-I X O cd TD X ex C d D <u d X -O d fc, (D CO 'C X X X a i A t*-< n| X d d S> X x o P X N O o d 12 "X 0) t- -ö d i> tJ C O o O <u> m> UZ T3 S x d cd o <u id a d g JD Cd fa X d 2 g o O d X r- T3 g cd d oo d cd cd X O ob ld CQ X O E? O =3 X k- •--» 00 'X d 0) o x cd CL SI C/5 O T3 1) JO 'öb d d 5 x *d <u O 00 X c O cd cd N 00 X C concentraties benodigd voor een goede bluswerking vrij hoog dienen te zijn. Het bluspoeder fungeert bij inbrengen in de vlam als negatieve katalysator. Opgemerkt dient te worden dat er ook z.g. A-poeders bestaan. Deze bluspoeders vormen op een heet opper vlak een glazuurlaag, en hebben dan naast de anti- katalytische werking ook nog een zuurstofverdringen- de werking. Ook wel genoemd Halonen. De werking van deze blusstoffen (tegenwoordig hoofd zakelijk Halon 1211 ("BCF") en Halon 1301 ("BTM") is antikatalytisch. De halogeenkoolwaterstoffen zijn stoffen die bij normale temperatuur en atmosferische druk dampvormig zijn. Het is begrijpelijk dat alle voornoemde blusstoffen bij een bepaalde brandklasse niet dezelfde bluskracht be zitten. Het nevenstaande schema geeft aan welke blus kracht van welke blusstof verwacht mag worden. De tabel is gebaseerd op een relatief geringe hoeveelheid blusstof, ingezet bij een begin van brand. Eenvoudigheidshalve is het schema beperkt gehouden tot de z.g. A-branden (dat zijn immers de branden die we in archieven kunnen verwachten). Blusmiddelen We onderscheiden de volgende kleine blusmiddelen. 1. Draagbaar blustoestel; 2. Slanghaspel volgens NEN 3211. De draagbare blustoestellen kunnen alle voornoemde blusstoffen bevatten. Opge merkt dient wel dat met name het C02 toestel in relatie tot de bluskracht vrij groot van gewicht is. (Het is een zwaar geconstrueerd vat aangezien de druk bij 20°C ongeveer 60 bar en 40°C ongeveer 120 bar bedraagt). De slanghaspel heeft het voor deel dat de hoeveelheid te gebruiken blusstof in principe ongelimiteerd is. Bediening In de meeste gevallen zal een blusmiddel bediend worden door personen die al dan niet toevallig de brand ontdekken. Het resultaat van een bluspoging zal dan ook sterk afhangen van de bedrevenheid van de betreffende persoon in de bediening van het toestel. De draagbare toestellen hebben als nadeel dat de bediening meestal niet uiterst eenvoudig is. Daar komt nog bij dat de hoeveelheid blusstof gelimiteerd is, zodat wanneer men een verkeerde blustechniek toepast (b.v. eerst laag gelegen delen blussen, daarna hogere) men geen "herkansing" krijgt, aangezien het toestel dan leeg is. Bluspoeder: Halogeen koolwaterstoffen: Bluseffect: [211]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1979 | | pagina 10