levert hij een bijdrage door termen in verband staande met het onderwerp van zijn
artikel uit de Duitse en Angelsaksische wereld naar de praktijk d.w.z. de inhoud te
beschrijven en dan naast de Latijnse toestand te leggen. Het ontbreken van een ad
ministratieve archieforganisatie (Registratur - Records Managment) in de Latijnse
wereld verklaart, volgens hem, voor een deel verschillen in de archivistiek tussen
de Latijnse wereld enerzijds en de Noord Europese situatie anderzijds.
De derde aflevering bevat drie bijdragen te weten: J. Vogt, Archives et géologie
appliquée. Séismes, glissements, éboulements, érosion anthropique, p. 131-136; Chr.
Pfister, Les archives du pilotage de Dunkerque, p. 137-143; B. Delmas en F. de
Ferry, Les exemplaires multiples de microfilms et la duplication des films dans les
Archives, p. 145-154. De vierde aflevering is voor een groot deel gewijd aan het
21e nationale archiefcongres te Bordeaux (7 en 8 juni 1977) met als thema "La
Formation des Archives et le préarchivage". Openlijke twijfel is hier uitgesproken
aan het systeem van beïnvloeding van de ministeriële administraties door de con-
servateurs en mission. Vertrouwen werd uitgesproken in de gevolgen van de open
baarheid op politiek terrein, waardoor de verbetering van het administratieve ar
chiefbeheer onontkoombaar wordt of zoals een optimistisch citaat uit de Figaro
van 27 januari 1977 het stelt: "Fini sans doute le temps oü les archives disparaissent
lors de la mort du fonctionnaire ou du départ du ministre".
Het congresrapport bevatte ook bijlagen, waaronder één over het functioneren van
het depot intermeditaire te Fontainebleau. Deze vierde aflevering bevat ook het
statistisch jaaroverzicht van de departementale archieven over het jaar 1976 (p. 237-
246). De 97 archiefdiensten zijn, zo ontlenen wij hieraan, de afgelopen drie jaar
140 arbeidsplaatsen rijker geworden. Maar de goede luim van het departementaal
bestuur is niet overal gelijk merkbaar. Nog 50 departementale archiefdiensten ont
beren een wetenschappelijk vervanger van de directeur. Verder wordt toenemende
zorg uitgesproken over de trage groei van de materiële credieten. Daardoor zijn
werkomstandigheden van het personeel van deze diensten steeds minder voldoende.
Dezelfde gedachte is te beluisteren in het verslag over de in 1977 gehouden regionale
bijeenkomsten, waarop men zich bezighield met het onderwerp 'Torganisation du
travail dans les archives" (p. 251-261).
B.W.
Der Archivar, jr. 31 (1978)
Een interessant aspect van het thema van de 51ste Duitse Archiefdag 1977 in Ber
lijn: Archieven, bibliotheken en musea gemeenschappelijke en bijzondere ken
merken, grenzen en samenspel, wordt ongetwijfeld vertegenwoordigd door de "gren
zen De raakvlakken zijn vooral daar te vinden, waar de activiteiten van de drie
categorieën instellingen eenzelfde gebied bestrijken, met name de acquisitie. Pro
blemen kunnen zich voordoen als meerdere instellingen geïnteresseerd zijn in dezelf
de collectie, van bijvoorbeeld iemand die een belangrijke functie in het openbare
leven vervuld heeft. Zo n collectie kan in Duitsland heel wel een archief zijn, waar
voor ook bibliotheken of musea belangstelling hebben.
[72]
Bibliotheek en archief hebben een gemeenschappelijk werkterrein in acquisitie en
beheer van allerhande gedrukte bescheiden, zoals jaarverslagen van naamloze ven
nootschappen, gedrukte officiële stukken, enz., waar men van bibliotheekzijde de
minder vleiende term "graue" literatuur voor bedacht heeft. Trouwens ook de meer
neutrale term onconventionele literatuur doet in die kringen opgang (nr. 1, kol. 47
e.v.). Beide instellingen rijden elkaar niet in de wielen, omdat er van ieder specimen
nu eenmaal talloze exemplaren voorhanden zijn. Hoewel men coördinatie van
activiteiten voor nuttig hield, werd geen enkel bezwaar gezien in bewaring van de
zelfde gedrukte bescheiden bij meerdere instellingen, te meer niet omdat wijze van
ontsluiting en context verschillen (nr. 1, kol. 26). Het steeds meer op de voorgrond
tredende audio-visuele materiaal ligt in de interessesfeer van alle drie de instellingen.
Tijdens rondleidingen bij diverse culturele instellingen in Berlijn kregen congresbe
zoekers alle gelegenheid om tentoonstellingen te bewonderen. Het exposeren als
zodanig maakte onderwerp van discussie uit. Evenmin als in Nederland ontbrak een
sceptisch geluid ten aanzien van het exnosabele karakter van archivalia, ontoegan
kelijk ais zij voor het gros der bezoekers zijn. Het moest uitgerekend prof. Borger,
directeur van het Historisch Museum in Keulen de stad met een om zijn exquise
exposities vermaarde archiefdienst zijn, die toen en daar zijn twijfels meende te
moeten uitspreken. Vele archivarissen konden hem echter wijzen op positieve re
sultaten in de vorm van grote bezoekersscharen (nr. 1, kol. 15).
Wat opvalt bij discussies over het nut van archieftentoonstellingen: tegenstanders
plegen over het hoofd te zien dat een archieftentoonstelling meerdere componenten
bevat. Archivalia met uitsluitend tekst, ja zeker, maar ook archivalia met afbeeldin
gen, en verder prenten, foto's, kaarten, atlassen, affiches, enz. Zaken dus waar een
breder publiek echt wel waardering voor weet op te brengen. Een dergelijke ten
toonstelling, opgebouwd met behulp van aanschouwelijke elementen uit de rijk ge
schakeerde bronnen die het verleden ons gelaten heeft, verfraaid met fotografische
vergrotingen van saillante punten, eventueel opgeluisterd met een van geluid voor
ziene diaserie dat geeft een bijzonder effect, dat is iets geheel anders dan een ex
positie van voor een lekenpubliek louter onleesbare documenten. Tot de voorstan
ders van archiefexposities behoort in Duitsland in ieder geval de bondspresident,
Scheel, zoals deze in een toespraak bij een bezoek aan het Bondsarchief op ondub
belzinnige wijze duidelijk maakte (nr. 4, kol. 453 e.v.). Een expositie, door het Bonds
archief in Bonn in te richten ter gelegenheid van 30-jarig bestaan van de Bonds
republiek, bood volgens hem een unieke kans om politieke instanties het belang
letterlijk onder ogen te brengen.
Nu worden naast het inrichten van tentoonstellingen verwante activiteiten ontplooid.
Het geheel is samen te brengen onder de term educatie, een onderwerp waar de
Zuidwestduitse Archiefdag zich diepgaand mee bezig gehouden heeft (nr. 3, kol. 403
e.v.). Staatsarchiefdirecteur dr. Richter (Sigmaringen) wil de educatie analoog aan
de dienstverlening van de archivaris tegenover wetenschappelijke onderzoekers laten
verlopen. Ten aanzien van het onderwijs een belangrijke groep potentiële geïnte
resseerden betekent dit zoveel als: advisering van docenten, selectie van geschikte
archiefobjecten, aanreiking van documentatiemateriaal, maar meer ook niet.
[73]