Frans A. Janssen, Over houten drukpersen, Philo Press Amsterdam 1977,
18,20.
Het artikel in het Gutenberg Jahrbuch van 1977, "Eine Notiz über die sogenannte
Blaeu-Presse" (p. 155-159) van de bovengenoemde schrijver deed de lezers al ver
langend uitzien naar deze grotere publicatie in het Nederlands.
De ondertitel van het boek vertelt, hoe deze studie tot stand kwam: "Een studie van
het bronnenmateriaal met het oog op de reconstructie van een houten drukpers te
Amsterdam". Deze geschiedt door een werkgroep, die geformeerd is door de Stich
ting het Drukhuis.
Gelukkig houdt het zogenaamd niet in, dat de schrijver aan Willem Jansz Blaeu de
eer ontneemt van de uitvinder van de ijzeren Blaeu-kraag, een verbetering van de
pers, te zijn. Slechts wijst hij erop, dat wij onze kennis uitsluitend danken aan het
bekende werk van J. Moxon van 1683-1684. Groot belang hecht hij aan de gede
tailleerde tekening van Saenredam van 1628 van een drukpers. De eerste Neder
landse afbeelding van een pers met de Blaeu-kraag vindt men op de gravure met
portret van Izaak Enschedé door C. van Noorde van 1755. Een tweede Nederlandse
afbeelding van een pers met een Blaeu-kraag dateert naar zijn mening uit 1828. Ik
veronderstel echter, dat die veel ouder is. De gravure komt namelijk voor in de
"Nederlandsche tafereelen van kunsten, ambachten en bedrijven voor kinderen".
Zaltbommel J. Noman 1828. Zoals bekend, had Noman echter oude platen opge
kocht, die in afleveringen al in de 18de eeuw waren verschenen. De maker van de
prent, H. Numan, stierf in 1788!
Over drukpersenmakers geeft het boek geen bijzonderheden. Dat is niet te verwon
deren. De twee drukpersenmakers, Cornelis van Haerlem (1631/32-1719) en Adri-
aan van der Sprangh (1690), die ik in mijn "De Amsterdamse boekhandel", deel
IV 276 in 1967 kon vermelden, zijn ondanks de ijverige fichering van de beroepen
op het Gemeente-archief te Amsterdam nog niet met collega's aangevuld. Van een
studie van het beroep van drukpersenmakers hoeft men dus niets te verwachten.
Het is des te verheugender, dat de schrijver hier langs andere weg zoveel materiaal
bijeen wist te brengen.
I. H. van Eeghen
Varia historica Brabantica VI-VII. Uitgave van de Historische Sectie van
het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in
Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch 1978. 59,niet-leden 65,
Hier vindt men de lezingen gebundeld, die 25 en 26 november 1977 op het vijfde
colloquium "De Brabantse stad" in 's-Hertogenbosch werden gehouden. Ik zal
allereerst uit de "Inhoud" de titels noemen met erachter tussen haakjes de auteurs:
De universitaire vorming van Brabantse stedelijke functionarissen: De studenten
en het universitaire onderwijs (C. M. Ridderikhoff), De universitaire vorming van
de Brabantse Stadsmagistraat en Stadsfunktionarissen - Leuven en Antwerpen, 1430
-1580 (H. de Ridder-Symoens), Noordbrabantse studenten 1550-1750 (Prof. dr. H.
[64]
Bots, drs. I. Matthey en drs. M. Meijer), Universitaire vorming van Brabantse ste
delijke mandatarissen en functionarissen, 17de-18de eeuw, Antwerpen-Leuven-Diest
(L. van Buyten).
Stedelijke cultuur in haar organisatievormen: Organisaties en stedelijke cultuurvor
men 15de en 16de eeuw (E. van Auten'boer), De rederijkerskamers te Antwerpen:
kanttekeningen in verband met ontstaan, samenstelling en ondergang (A. Keers-
maekers), Enkele kanttekeningen met betrekking tot de Bossche Rederijkerskamers
(P. v. d. Sluijs).
Drukkers en boekverkopers: De boekdrukkunst in de steden Bergen op Zoom,
Breda en 's-Hertogenbosch, 1450-1650 een voorlopige schets (K. van den Oord),
Drukkers en schoolboeken te Antwerpen 1600 (M. A. Nauwelaerts), Drukkers en
boekverkopers in Brussel van de 15de tot de 17de eeuw (E. Cockx-Indestege en A.
Rouzet), De Leuvense boekdrukkunst en de Universiteit, 1473-begin 17de eeuw
(M. Smeyers).
De 'Tndex van persoons- en plaatsnamen", die daarna volgt, is bijzonder belang
rijk. Vaak is men niet zo gelukkig, dat men voor dergelijke lezingen over verwante
onderwerpen een algemene index krijgt.
Het is uiteraard onmogelijk om op alle voordrachten nader in te gaan. Hier wil ik
er allereerst op wijzen, dat verschillende artikelen zich niet uitsluitend tot Brabant
beperken. Ik denk b.v. aan het eerste artikel, waar men ook over de Leidse Uni
versiteit belangwekkende mededelingen vindt. Juist de vergelijking met Brabant
maakt deze extra nuttig.
Uiteraard had mijn speciale aandacht de voordracht van Kees van den Oord over
de boekdrukkunst in de steden Bergen op Zoom, Breda en 's-Hertogenbosch, 1450-
1650. Hij noemt zijn studie veel belovend! een voorlopige schets. Voor de ge
bruikers is het nuttig, dat deze ruim van noten is voorzien (357) en bovendien op
pag. 257-258 een "korte terugblik" heeft. Aan het einde daarvan vindt men een
opsomming van desiderata, waardoor deze voorlopige schets omgezet zal kunnen
worden in een diepgaande studie. Ik hoef niet nader in te gaan op deze verheu
gende mededeling.
Uit de titels van de voordrachten zullen de lezers zelf de vanzelfsprekend nogal
schaarse verdere Noord-Brabantse bijdragen kunnen opsporen.
I. H. van Eeghen
[65]