gewezen op de archieven van de gewestelijke besturen 1795-1813, die in de Rijks
archiefbewaarplaatsen in de provincies berusten.
In dc hier besproken inventaris worden de archieven van de departementale be
sturen in de jaren 1799-1802 en 1807-1810 beschreven. Het is in deze jaren dat men
de huidige provincie Noord-Holland voor het eerst als afzonderlijke, bestuurlijke en
territoriale eenheid tegenkomt. In de jaren 1799-1802 nog bestaande uit twee de
partementen, resp. van de Amstel en Texel, in de periode 1807-1810 als één depar
tement Amstelland. Naast de archieven van deze departementale besturen zijn in
deze inventaris ook die van de kwartiersdrosten (1807-1810) opgenomen.
Bij een nadere beschouwing van de inventaris rijst echter de vraag hoe de verschil
lende archieven zich tot elkaar verhouden. De inventarisator geeft noch in zijn
inleiding noch d.m.v. zijn indeling duidelijk aan of men te maken heeft met zelf
standige of gedeponeerde archieven of onderdelen van archieven. Bestaat b.v. het
archief van de landdrost (p. 7) uit vijf onderdelen, wat de titel "Archief van de
landdrost, tevens drost van het eerste kwartier" zou doen vermoeden, of uit vier
afzonderlijke archieven, resp. landdrost, landdrost en assessoren, divisie van politie,
divisie van financiën, en één gedeponeerd archief, te weten de "commissie tot onder
zoek en vereffening der geschillen over kerken en kerkelijke zaken", tot welke ver
onderstelling de beschrijvingen veeleer aanleiding geven. Wat betreft de archieven
van de "divisies van politie en financiën" komt het mij voor, dat deze onderdelen
van het archief van de landdrost vormen en niet als op zichzelf staande archieven
te beschouwen zijn. Het archief van het college van landdrost en assessoren is, ge
zien zijn taak (p. VII), wel een op zichzelf staand geheel. Evenzo moet het archief
van de "Commissie tot de Binnenlandsche Correspondentie" (1799-1802) gezien
worden als een gedeponeerd archief bij het archief van het departement van Texel
(p. 3-6).
De inhoud van de meeste der bovengenoemde archieven wordt hoofdzakelijk ge
vormd door series stukken van algemene aard. Afgezien van de archieven van de
landdrost en van het college van landdrost en assessoren komen er, in verhouding
met wat in andere provincies uit deze jaren bewaard is gebleven, weinig of geen
stukken van bijzondere aard voor. Er zijn blijkbaar geen "dossiers" gevormd, zoals
bij de departementen van Texel en van de Amstel, waar de bijlagen bij de notulen
per vergadering geordend zijn en aparte, chronologische series vormen (p. IV).
Over het algemeen zal de beschrijving en indeling dan ook weinig problemen heb
ben opgeleverd. Waar wel stukken van bijzondere aard voorkomen heeft de inven
tarisator, terecht, gekozen voor een "pragmatische" indeling. In het archief van de
landdrost zijn de vele door gemeentebesturen ingezonden antwoorden en (statis
tische) opgaven naar aanleiding van circulaires en aanschrijvingen van de land
drost, ingedeeld volgens onderwerpen van bemoeienis. Men kan zich echter wel
afvragen waarom daarbij gekozen is voor de benaming "personeel". Aangezien
de landdrost formeel gesproken geen personeel in dienst had, of zelfs kon heb
ben (het zijn allen rijksambtenaren) was het beter geweest om de term "amb
tenaren" te gebruiken. Ter bevordering van de (nadere) toegankelijkheid zou het
[60]
wellicht ook aan te bevelen zijn geweest de ingekomen antwoorden per inventaris
nummer nader op gemeente onder te verdelen.
Tenslotte nog enige opmerkingen over de beschrijving van de inventarisnummers
200 en 201. In de verzamelbeschrijving is sprake van "statistische opgaven van fa
brieken en trafiekenmet als materiële omschrijving twee pakken, terwijl in
de nadere beschrijving per nurpmer gesproken wordt van "lijst" c.q. "lijst met aan
tekeningen". Een en ander vormt een tamelijk vreemde en onduidelijke beschrijving.
Waarom is hier niet gekozen voor de beschrijving "Lijsten met statistische gege
vens eventueel "met bijlagen", zodat het gebruik van de niet-archivistische
term "opgave" vermeden wordt en de beschrijving meer één geheel wordt. Deze
kan dan nader onderverdeeld worden per jaar of per onderwerp. In de tweede
plaats wordt niet duidelijk door wie en aan wie de opgaven worden gedaan, terwijl
evenmin de term lijst direkt te rijmen valt met de materiële omschrijving van een
pak. Wenselijk zou het bovendien zijn geweest indien vage aanduidingen als "enz."
en "e.d.", die herhaaldelijk voorkomen, waren vermeden.
Door deze soms wat gebrekkige beschrijvingen wordt de toegankelijkheid echter
niet wezenlijk aangetast. Anders ligt het met de inleiding. Hierboven is reeds ge
wezen op het belang van deze archieven voor een goed inzicht in de gebeurtenissen
en ontwikkelingen (op gewestelijk niveau) in deze periode. Een belangrijke hinder
paal bij dat onderzoek vormt het gemis aan een goed institutioneel overzicht van
de vele, elkaar min of meer snel afwisselende bestuursorganen. Een goede inleiding,
waarbij de onderzoeker een eerste inzicht in de taken, de onderlinge verhoudingen
en het funktioneren van die instellingen wordt verschaft, is voor de hier besproken
archieven dan ook een eerste vereiste. Op dat onderdeel schiet deze inventaris he
laas nogal eens tekort. Zo is niet steeds aangegeven over welke periode de archief
vormende instellingen feitelijk fungeerden, en is dat wel het geval, zoals voor de
periode 1799-1802, dan gebeurt dit slechts terloops (p. IV en V).
Wat in de inleiding verder ontbreekt is enig gegeven over de overgang naar de pre
fectuur per 1 januari 1811, als gevolg van de inlijving bij Frankrijk. In hoeverre heeft
dat gevolg gehad op bestuurlijk en/of administratief gebied? Het blijkt n.l. dat in
Gelderland deze overgang, afgezien van een naamsverandering van landdrost in
prefect, bestuurlijk vrij geruisloos is verlopen. Dit geldt ook voor de archiefvorming,
de cesuur ligt daar bij 1 februari 1812 (nieuwe bureau-organisatie). De vraag rijst
of er in het departement Amstelland per 1 januari 1811 dan wel een cesuur aanwezig
is, hetzij institutioneel, hetzij archivistisch, hetzij beide. Gezien de continuïteit van
het administratieve apparaat, ondanks alle institutionele wijzigingen in de Bataafs-
Franse tijd, houdt het archief van de landdrost in deze inventaris nu wat abrupt op.
Een verklaring hiervoor was in de verantwoording van de inventarisatie op zijn
plaats geweest.
Ernstiger lacunes vertoont de inleiding, waar bepaalde essentiële, institutionele ge
gevens m.b.t. de geïnventariseerde archieven geheel ontbreken.
Voor wat betreft de periode 1799-1802 wordt geen melding gemaakt van het be
staan van een "commissie tot de administratie der Financiën in het voormalig ge
west Holland", ingesteld bij besluit van het Uitvoerend Bewind van 22 februari
[61]