Twintigste Brabantse Archivarissendag te 's-Hertogenbosch
12 en 13 oktober 1978
Op de avond van donderdag 12 oktober kwamen de dames en heren-deelnemers
aan de twintigste Brabantse Archivarissendag bijeen in de "Jeroen Boschzaal" van
het Golden Tulip Hotel Central aan de Markt te 's-Hertogenbosch. Bij aankomst
werd hun een "milieuveilige" dokumentatietas met het wapen van deze gastvrije
vierde hoofdstad van Brabant overhandigd, waarin zich de 84 namen bevattende
lijst van Belgische en Noordbrabantse deelnemers bevond, alsmede een aantal ge
schenken, waarvan naast de brochures van de gemeente en van de Firma Van Lan-
schot, vooral de wandelroutes van de Kring "Vrienden van 's-Hertogenbosch" het
vermelden waard zijn.
Na een welkomstwoord van de gastheer, drs. P. Th. J. Kuyer, gemeentearchivaris
van Den Bosch, vertoonde zijn medewerker P. J. van der Heijden een grote hoe
veelheid dia's over de stad 's-Hertogenbosch. Aangekondigd als een "klankbeeld",
waarbij men van alles kan verwachten, bleek het een knappe en indrukwekkende
verbeelding te zijn van verleden en heden van de stad. De "klank" daarbij werd
verzorgd door collega Van der Heijden, die de nodige toelichting gaf. Een gezellig
samenzijn maakte de avond vol. Uiteraard waren er een aantal collega's, die die
gezelligheid belangrijker vonden dan een flinke nachtrust.
De volgende ochtend werd iedereen echter reeds om kwart voor negen verwacht in
het moderne Provinciehuis aan de Brabantlaan voor de wetenschappelijke bijeen
komst. Deze vond plaats in de fraaie Bois-le-Duc-zaal met het kolossale wandkleed
van de Poolse kunstenares Magdalena Abacanowicz. De bijeenkomst werd geleid
door de rijksarchivaris in Noord-Brabant, dr. L. P. L. Pirenne. Naast een aantal
berichten van verhindering, o.a. van de Belgische algemene rijksarchivaris, dr. C.
Wyffels, kon hij mededelen dat de Nederlandse algemene rijksarchivaris, mr. A. E.
M. Ribberink, wel een deel van het programma zou meemaken.
De voordrachten op deze twintigste Brabantse Archivarissendag waren gewijd aan
de situatie in 's-Hertogenbosch tijdens en rond de verovering van die stad door
Frederik Hendrik, waarvan in 1979 de 350e verjaardag zal worden herdacht. De
eerste spreker was de gastheer drs. P. Th. J. Kuyer. Deze behandelde in zijn lezing
vooral de religieus-politieke Aspecten van de belegering en capitulatie van 's-Her
togenbosch in 1629.
Hij vertelde dat de stad op 14 september 1629 na een beleg van vier en een halve
maand moest capituleren voor het leger van Frederik Hendrik. De verdediging Van
Den Bosch was geleid door de militaire gouverneur Anthony Schets, baron van
[54]
Grobbendonck, sedert 1596 door de Aartshertogen in die functie benoemd. De ste
delijke bevolking had hem bij de verdediging tegen de Staatse aanvallers naar ver
mogen gesteund, niet uit sympathie voor het Spaanse bewind, maar uit een sterke
gehechtheid aan het katholiek geloof en de openbare uitoefening daarvan. De be
wijzen daarvoor zijn te vinden in de briefwisseling tussen het stadsbestuur en de
landvoogdes, in de dagboeken van Ophovius en Hosschius, en in de door de stad
aan de belegeraar voorgelegde capitulatievoorwaarden. Hoe sterk deze geloofstrouw
inderdaad was, kan blijken uit het feit dat alle pogingen tot protestantisering in de
jaren na 1629 schipbreuk hebben geleden.
Spreker vroeg zich af welke verklaring er is te geven voor deze sterke katholieke
gezindheid in een stad, die toch tot een halve eeuw daarvoor nog duidelijk de in
vloed onderging van een krachtige calvinistische minderheid. Volgens hem moest het
antwoord luiden: de Contra-Reformatie, waarin zoals elders ook in Den Bosch en
de Meierij ernstig werk werd gemaakt van een "hervorming in hoofd en leden" van
de Katholieke Kerk, volgens de richtlijnen van het Concilie van Trente en onder de
bezielende en practisch ononderbroken leiding van een zestal bisschoppen, van 1562
(installatie van de eerste bisschop van Den Bosch, Sonnius) tot 1629, dus ruim twee
generaties lang.
Vervolgens stelde spreker dat wij, gedurende de onderhandelingen over de capitu
latie op 12 en 13 september bij de Gecommitteerden van de Staten-Generaal een
strikt afwijzende houding constateren ten aanzien van alle voorwaarden, die betrek
king hebben op de vrije uitoefening der katholieke godsdienst en eredienst. Het is te
eenvoudig deze houding te verklaren uit een besef dat men het als overwinnaar
thans voor het zeggen had. Veel meer ligt het voor de hand aan te nemen dat aan
die houding even principiële overwegingen ten grondslag lagen als aan de voorwaar
den die door de overwonnenen werden gesteld. Het theologisch conflict tussen Ar-
minius en Gomarus was uitgelopen op een verdeeldheid binnen de Gereformeerde
Kerk tussen Remonstranten en Contra-remonstranten, een verdeeldheid die de drei
ging van een scheuring in zich hield. Dit theologische twistpunt werkte als een
katalysator op een reeds lang bestaande, maar niet al te zeer aan de oppervlakte
komende tegenstelling van opvatting inzake de staatkundige verhoudingen binnen
de Republiek: gewestelijke souvereiniteit of sterke generaliteit, met als exponenten
juist dan Van Oldenbarnevelt en Maurits. Het theologische geschilpunt activeerde
het sluimerende staatkundige conflict dat eindigde met de doodstraf voor de ver
dediger van de gewestelijke souvereiniteit; de Synode van Dordecht wees tegelijker
tijd de dissidente Remonstranten buiten de deur. Zo werden, ternauwernood, de een
heid der Gereformeerde Kerk en het gezag van de generaliteit gered. Het mag
volgens spreker dan ook niet verwonderlijk heten dat de nieuwe vertegenwoordigers
van die generaliteit, door Maurits zelf op het kussen geholpen, en met het conflict
nog goed in hun geheugen, niet kónden toelaten dat aan de zuidgrens van de pas
in kerkelijk en staatkundig opzicht geconfirmeerde Republiek een katholiek bolwerk
want anders kon men 's-Hertogenbosch en de Meierij niet zien nieuwe levens
kansen zou krijgen. De houding van de veroveraars kwam derhalve niet zozeer voort
uit rancune, maar veeleer uit zelfbehoud.
[55]