den kan zijn beperkt. De meest voorkomende grond voor die beperking is de pri vacybescherming, die niet gedoogt dat b.v. gevangenisarchieven direct na de over brenging voor iedereen te raadplegen zijn. Beperking van de openbaarheid kan geschieden hetzij bij de overbrenging, hetzij wanneer het algemeen belang beperking van de openbaarheid dringend vereist, op de in art. 21 van het Archiefbesluit geregelde wijze. De wetgever heeft de bevoegd heid van de overheidsorganen om bij de overbrenging de openbaarheid te regelen niet ingeperkt. Men meent wel eens uit art. 21 Archiefbesluit te kunnen lezen dat de beperkingen, behoudens machtiging van de minister van CRM, niet betrekking mogen hebben op archiefbescheiden die ouder zijn dan honderd jaar. Maar dat artikel geldt alleen voor reeds overgebrachte archiefbescheiden; bij de overbrenging mag iedere termijn gesteld worden (mits opgenomen in de verklaring van overbren ging; art. 18, lid 2, Archiefbesluit). Onder de Archiefwet 1918 Stb. 378 gold ten aanzien van in een archiefbewaarplaats berustende bescheiden van de hoge colleges van staat en andere rijksorganen dat eventuele beperkingen vervielen zodra de archieven vijftig jaar oud geworden zou den zijn.4 Deze nuttige bepaling is vervallen bij de inwerkingtreding van de Archief wet 1962. Het zou m.i. aanbeveling verdienen een dergelijk automatisch vervallen van beperkingen van de openbaarheid van overheidsarchieven bij een herziening van de wet weer in te voeren. Juridisch karakter van de opneming van particuliere archieven De archiefbewaarplaatsen van de overheid zijn hoofdzakelijk bestemd voor de ar chieven van de overheid. Maar de wet laat ook toe dat particulieren bij overeen komst of testamentaire beschikking hun archieven afstaan ter opneming in een openbare archiefbewaarplaats. Meestal blijft de overdragende particulier eigenaar van het archief. Met het rijk of de gemeente wordt een overeenkomst gesloten die erin voorziet dat na de over dracht het archief veilig wordt bewaard, overeenkomstig de regels geldend voor het beheer van rijks- c.q. gemeentelijke archiefbescheiden. Uit een dergelijke be paling zou ik wel durven afleiden dat ook vernietiging en uitlening (met analoge toepassing van de regels van het Archiefbesluit) toegestaan zijn. Toch verdient het aanbeveling de bevoegdheid van de beheerder tot vernietiging en uitlening uitdruk kelijk te regelen. Voorts wordt meestal overeengekomen dat het archief geordend 4 KB 14 januari 1920 nr. 33 (Stcrt. 13), art. 1, lid 2 (toegevoegd bij KB 8 maart 1929 nr. 14 (Stcrt. 51)). Art. 1, lid 3 van het KB van 1920 hield in dat stukken afkomstig van het Kabinet der Koningin niet geraadpleegd mochten worden als niet voldaan was aan de voorwaarde gesteld in het KB van 4 januari 1928 nr. 5. Dit KB van 1928 bepaalde de overbrenging van het geheime kabinetsarchief tot en met 1840. Bij die gelegenheid werd beschikt dat raadpleging van zowel het geheime als het niet-geheime kabinetsarchief alleen mocht plaatshebben wanneer de onderzoeker zich vooraf ver bond niets te zullen publiceren dan na machtiging van de algemene rijksarchivaris Naar mijn mening is art. 1, lid 3, van het KB van 1920 bij de inwerkingtreding van Archiefwet 1962 vervallen en geldt de beperking van de openbaarheid volgens het KB van 1928 alleen nog voor de krachtens dat KB overgebrachte bescheiden. [40] wordt, dat een exemplaar van de te vervaardigen archiefinventaris aan de eigenaar wordt geschonken en dat het archief onder zekere voorwaarden openbaar is. De bewaring geschiedt kosteloos. Deze overeenkomst lijkt op een overeenkomst van bruiklening (artt. 1777 e.v. Bur gerlijk Wetboek), maar vertoont daarmee o.a. deze verschillen dat de overeenkomst in het algemeen niet voor een bepaalde tijd wordt gesloten en dat het archief niet in de eerste plaats wordt overgebracht tot gebruik door de archivaris, maar met het oog op toekomstige raadpleging door historische onderzoekers, al of niet met be perkingen. Het lijkt mij daarom gewenst dat archivarissen de term bruikleen in dit verband vermijden. Inbewaringgeving (de term waarmee de archiefwetgeving aan duidt een vorm van overdracht van beheer van archieven tussen publiekrechtelijke lichamen: art. 11 Archiefbesluit) is ook een onjuiste benaming voor de hier bedoelde privaatrechtelijke overeenkomst. Men spreekt ook wel van bewaargeving. Duparc- Hinrichs5 wijzen erop dat de privaatrechtelijke bewaargeving (artt. 1731 e.v. Bur gerlijk Wetboek) gewoonlijk geschiedt "in het belang en op verzoek van de bewaar gever, voor kortere of langere tijd en zonder dat de bewaarnemer van het goed gebruik mag maken. Nu noemt art. 1744 BW ook het geval dat de bewaargeving "eeniglijk in het belang van den bewaarnemer geschied is", maar evenmin als bij bruikleen geschiedt de opneming van een particulier archief in een archiefbewaar plaats uitsluitend in het belang van de archiefbeheerder. Ik wijs ook op art. 1762 BW dat verplicht tot teruggave zodra de bewaargever zulks verzoekt "al ware het ook dat bij de overeenkomst een bepaalde tijd voor de teruggave mogt zijn vast gesteld". Ook de term "deponeren" moet worden afgewezen, gelet op de beperkte betekenis van deze term in onze archiefterminologie.6 Het beste lijkt mij om te spreken van "opneming": de term die de Archiefwet 1962 (art. 1, lid 1, onder 'b, 3°) gebruikt c.q. van "overdracht ter opneming" (te onder scheiden van de "overbrenging" van overheidsarchieven ingevolge art. 5 van de wet).7 Behoudens de in overleg tussen eigenaar en archivaris getroffen regeling ter be scherming van de privacy zijn de opgenomen particuliere archieven openbaar in de zin van de Archiefwet 1962. De gebruikelijke formule is, dat de particuliere archi valia voor zover jonger dan 50 jaar openbaar zijn voor wetenschappelijk onderzoek (dus niet zonder meer voor iedere nieuws vërzamelende journalist), dit ter beoor deling van de archivaris. Soms wordt de toegang afhankelijk gesteld van toestem ming van de eigenaar van het archief, of wordt vastgelegd dat publikatie van gege- 5 F. J. Duparc - F. Hinrichs, De Archiefwet 1962 (Alphen aan den Rijn 1963 e.v.j.) 24-25. 0 Nederlandse archiefterminologie (Zwolle 1962) nr. 113. 7 De Archiefwet 1918 Stb. 378 kende sedert de wijziging in 1928 in art. 1 het begrip opneming, dat zowel overheids- als particuliere archieven betrof: het voordien ge bruikte begrip overbrenging had alleen betrekking op overheidsarchieven. Vergelijk R. Fruin, De Archiefwet 1918, Stb. 378, 3 (Alphen aan den Rijn 1929) 4. [41]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1979 | | pagina 23