de minister van nationale opvoeding hield bij de opening van een aan dit eeuwfeest gewijde tentoonstelling in de Kaapse archiefbewaarplaats. Bij de herdenking behoren ook de door J. H. Cilliers verzamelde personalia 1879-1977 betreffende personen die in die periode aan de staatsarchiefdienst verbonden waren. Bij een aantal der biografieën zijn pentekeningen opgenomen van P. J. du Plessis. J. H. Esterhuyse, die op 30 juni 1977 aftrad als hoofdarchivaris, leverde een terug blik op de ontwikkeling van het staatsarchief gedurende zijn ambtstermijn. D. J. J. Smith schildert vervolgens de loopbaan van de afgetreden archiefdirecteur en M. H. Buys leidt de nieuwe titularis J. F. Preller in bij de lezers. De personalia worden afgesloten met het In memoriam W. B. van der Vyver (1927-1977). C. F. J. Muller brengt een voorlopig verslag uit over het door hem in de notariële archieven van Amsterdam gevonden laat 18e eeuwse materiaal over Zuid-Afrika en H. F. Heese doet hetzelfde over bronnen voor de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, die berusten in het Arquivo Historico de Angola in Fuanda. M. H. Buys behandelt de pogingen, die in de Zuid-Afrikaansche Republiek van staatswege werden ondernomen op het gebied der geschiedschrijving. Deze kwam pas in 1893 op gang, terwijl in de Oranje-Vrijstaat reeds in 1876 het eerste officiële geschiedwerk was verschenen. F. M. Fourie geeft een overzicht van de documentaire verzamelingen van de Ferdi nand Postma-bibliotheek van de Universiteit van Potchefstroom. In beide afleveringen tenslotte de gebruikelijke rubrieken als kroniek, overzicht van op archiefonderzoek gebaseerde publicaties en boekbespreking. J.H.v.d.HO. The American Archivist van januari 1977 begint met het Presidential adress van Elizabeth Hamer Kegan. Bij de herdenking van het tweede eeuwfeest van de onaf hankelijkheid der Verenigde Staten ging zij na hoe twee der Founding Fathers, John Adams en Thomas Jefferson, dachten over de geschiedschrijving van de American Revolution. P. G. Sifton behandelt vervolgens de lotgevallen van de door Jefferson nagelaten archivalia. T. Abraham gaat na wat de National Union Catalog of Manuscript Collections be tekent voor de lokale bewaarplaatsen. D. B. Potts wijst op het belang van de college archives voor de bestudering van de Amerikaanse samenleving. P. W. Buchen ver diepte zich in problemen rond de openbaarheid van archiefstukken en F. B. Evans leverde een uitvoerige studie over de wenselijkheid en mogelijkheid van een verdere beroepsopleiding van hen die reeds in archiefdienst werkzaam zijn. Van de boekbesprekingen noteren we die van J. B. Riggs over de Inventory of the Archives of the Holland Land Company door dr. W. C. Pieterse, Amsterdam 1976. In de aprilaflevering komen enige technische problemen aan de orde. F. G. Poole behandelt de materiële verzorging van archieven, vooral wat betreft de voorwaarden 346 voor een goede bewaring van papier. M. J. Evans vertelt hoe foto's bewaard worden in het archief van de Church of Jesus Christ of Latterday Saints. Verder in deze aflevering bijdragen over archiefinventarisatie in Texas, over de local records programs in de verschillende staten en over een Guide to Manuscript and Archival Materials in the United States. Tenslotte het gebruikelijke overzicht van Writings on Archives, Historical Manuscripts and Current Records, dit maal over 1975. Het nummer van juli bevat het verslag van een in januari in Chicago gehouden con ferentie over prioriteiten bij de bewaring en het gebruik van archieven. De nadruk werd o.a. gelegd op het grote belang van archiefoverzichten en indices. De laatste zouden betrekking moeten hebben op verscheidene archieffondsen en wellicht wor den ondergebracht in met computers werkende informatiecentra. Bijzondere zorg wilde men verder besteed zien aan de plaatselijke archieven en aan de wetenschappe lijke opleiding van de archivarissen. Groot belang werd ook toegekend aan conser veringstechnieken en aan een goed inzicht in de vraagstelling van de archiefge bruikers. De decemberaflevering opent met een beschouwing van de Canadese archivaris H. A. Taylor over de historische discipline en de opleiding van de archivaris. Be drijfsarchieven krijgen aandacht van R. L. Filippelli wat Engeland betreft en van G. D. Saretzky ten aanzien van de Verenigde Staten. W. Brahm schetst de oprichting en uitbreiding van het New England Document Conservation Center, waar sedert 1969 veel werd bereikt ter bewaring van plaatselijke archieven. W. W. Moss geeft zijn visie op oral history. Deze kan een belangrijke bijdrage leve ren aan onze historische kennis, maar dan moet de interviewer wel tewerk gaan met veel inzicht in de persoon van de geïnterviewde en in de materie van het vraagge sprek. En de gebruiker zal tegenover dit materiaal nog critischer moeten staan dan tegenover geschreven bronnen. J.H.v.d.HO. 347

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1979 | | pagina 38