Kaarten worden door de K.B. volgens het C.C.K.-systeem beschreven en in het ge
automatiseerde C.C.K.-bestand opgenomen. Uit dit bestand wordt langs geautoma
tiseerde weg een magneetband samengesteld waarmee de tekst voor de bibliografie
fotografisch wordt gezet. Al met al dus een zeer efficiente werkwijze en een goed
gebruik van de mogelijkheden die een dergelijk systeem biedt.
Niettemin, de vrij arbeidsintensieve beschrijving voor het C.C.K.-systeem moet ge
rechtvaardigd worden door het nuttig rendement. We kunnen thans dus constateren
dat in 1976 in Nederland 382 kaarten werden uitgegeven. Het zullen er wel een paar
meer zijn, maar als de beschrijver van het Dépot zelfs de "Echte Bakkers" heeft ge
vonden (1976 nr. 228.) mogen we erop vertrouwen dat hem weinig zal zijn ontgaan.
Overigens vinden we in de lijst over 1975 een paar kaarten die al in 1974 verschenen.
Ook in de lijst over 1976 vinden we een paar maal 1975 vermeld. Vermoedelijk be
treft het hier kaarten die Iaat in een jaar verschenen en vroeg in het volgende jaar bij
de K.B. arriveerden.
De lijst van kaarten is geordend volgens de uitgever en toegankelijk gemaakt met
registers op regio, thema en titel. Hieraan is toegevoegd een verklarende lijst van
U.D.C. getallen voor regio en thema. Een adressenlijst van de uitgevers en blad
wijzers voor de Topografische Kaart 1 25.000 en 1 50.000 sluiten het geheel af.
De titel doet wat vreemd aan. Bibliografie", dus Boekbeschrijving" van kaarten.
Waarom niet catalogus of nog eenvoudiger lijst"? De vele "zie" verwijzingen in
lijst A werken storend. Vele verwijzingen zijn niet zinnig waardoor de gebruiker het
gevoel krijgt dat hij niet voor vol wordt aangezien. (Zie b.v. 1976 pag. 24 en 25.)
De toch noodzakelijke verwijzingen waren misschien beter op hun plaats geweest in
de lijst met adressen van uitgevers.
In lijst A vinden we de volgende gegevens: Titel met soms een ondertitel, auteur,
schaal, impressum, collatie, annotatie, druk, U.D.C., signatuur, C.C.K. nummer.
Niet altijd is het duidelijk of de tweede regel auteur of ondertitel vermeldt, (b.v. 1976
nrs. 4 en 5). Door een kleine verandering in de lay-out zou dit te verhelpen zijn.
De trefwoorden bij het U.D.C.getal vinden we niet altijd op hun goede plaats in het
regioregister. (1976 nrs. 197, 198, 200, 201, 203, 209, 233 e.a.) De computer heeft hier
steeds het gedeelte achter de komma naar voren geschoven.
Kaarten behorende tot een serie zijn op twee niveau's beschreven. Zo vinden we b.v.
bij de kaarten van de A.N.W.B. en de Topografische Dienst eerst de elementen die
voor de gehele kaart gelden, waarna de beschrijvingen volgen van ieder blad afzon
derlijk. Verwarrend is, dat dit alleen blijkt uit de vetgedrukte titel. Het gewoon door
nummeren suggereert dat we met verschillende kaarten te maken hebben. We vinden
de A.N.W.B. autokaart 1 200.000 (1976) onder nr. 101. De kaart bestaat uit de
bladen 102 t/m 105. (Zuid-Nederland 2x In het register komt alleen kaart 101
voor, de nrs. 102 t/m 105 zijn hier verdwenen. Dit is niet consequent daar van b.v. de
toeristenkaart (106 t/m 108.) de bladtitels wel in het regioregister zijn opgenomen.
Dat men de bladtitels van de Topografische Kaarten niet in het regioregister heeft
opgenomen kan ik mij wel voorstellen. De toponymen zijn gekozen om het kaartblad
een naam te geven maar lang niet altijd dekt deze naam de kartografische inhoud
[340]
van het blad. Waarschijnlijk was dit ook de reden om de bladwijzers van de Topo
grafische Dienst achter in het werkje op te nemen. Bij nr. 1976/224 vinden we als
thema "U.D.C. 551.48". Dat is hydrografie. Het thema van de kaart is echter "mil-
lieuvervuiling" en hiervoor is vast een U.D.C. getal te vinden. Over hydrografie
gesproken, zeer zinnig is de verwijzing in het register op thema (1976 pag. 89.)
"Hydrologie zie Hydrografie", want wie zou dit kunnen bedenken? De begrippen
liggen zover uit elkaar dat van enig verband nauwelijks sprake is.
Op enige algemene vragen geeft het boekje geen antwoord. Kan b.v. de geïnteres
seerde de beschreven kaarten raadplegen en zo ja, waar? Of is het de bedoeling dit
Depot (vooralsnog niet wettelijk) voor het nageslacht te bewaren en voorlopig niet
te bederven door veelvuldig gebruik?
Behalve de hier besproken "bibliografie" worden reeds bestaande verzamelingen van
nationaal belang zodanig beschreven dat ze in het computerbestand (data base) kun
nen worden opgenomen. Deze verzamelingen kunnen dan in de toekomst behalve
ter plaatse overal via computerbanden of terminals worden geraadpleegd. Ook van
deze verzamelingen kunnen in principe catalogi in boekvorm worden gemaakt.
In de C.C.K. is het archiefwezen echter slecht vertegenwoordigd. De Gemeentelijke
Archiefdienst van Amsterdam heeft het spits afgebeten en sinds 1975 reeds vele
honderden kaartbeschrijvingen geleverd. Het is zeker geen project dat op korte ter
mijn kan worden afgerond, maar, getuige dit ondanks een paar schoonheidsfoutjes
toch zeer nuttige boekje, er begint tekening in te komen.
Een goede voorlichtingsdag voor archiefpersoneel. te organiseren door de C.C.K.,
zou zeker aan te bevelen zijn. W. Hofman.
Bibliografie van de stedengeschiedenis van Nederland, samengesteld door G. van
Herwijnen, met medewerking van W. G. van der Moer, M. Carasso-Kok en
M. J. J. G. Chappin. E. J. Brill, Leiden 1978. 355 p. (Acta collegii historiae urbanae
societatis historicorum internationalis). Prijs 80,
Dit boek is verschenen onder auspiciën van de Internationale Commissie voor
Stedengeschiedenis in het kader van een plan voor het uitgeven van stedenbibliogra-
fieën. In de Scandinavische landen, Zwitserland, Groot-Brittannië en Ierland, Frank
rijk en Duitsland waren reeds stedenbibliografieën verschenen; het is verheugend dat
nu ook in ons land een dergelijk nuttig naslagwerk kon worden gepubliceerd. Prof.
dr. C. van de Kieft vermeldt in zijn 'Ten Geleide' de geschiedenis van de voorberei
ding van deze uitgave, waaraan verscheidene personen een bijdrage hebben geleverd,
waaronder zelfs een aantal archivarissen in 1960-1961, maar noemt nadrukkelijk drs.
G. van Herwijnen, wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de vakgroep Middel
eeuwse Geschiedenis van het Historisch Seminarium der Universiteit van Amster
dam, geestelijk vader van de bibliografie. Behalve dat Van Herwijnen een belangrijk
aandeel heeft gehad in het verzamelen van de titels en het opstellen van de richt
lijnen voor de selectie en ordening heeft hij de uiteindelijke selctie, de ordening in
rubrieken en het persklaar maken van het werk uitgevoerd.
Bij het gebruik van de bibliografie is het noodzakelijk aandacht te besteden aan de
'Inleiding' van de heer Van Herwijnen, omdat hierin een uiteenzetting wordt gegeven
[341]