loog zijn hart kan ophalen aan deze inventaris behoeft hier nauwelijks te worden
vermeld, inaar dat is dan voornamelijk omdat hierin zoveel archivalia van diverse
families beschreven zijn, niet vanwege de genealogische documentatie, want die is
ondergebracht op het Centraal bureau voor genealogie en op het Delftse gemeente
archief.
Het zal niet vaak voorkomen dat een archiefambtenaar van de Tweede afdeling van
het Algemeen rijksarchief zich zo lang bezig heeft moeten houden met 16e-, 17e- en
18e-eeuwse stukken. Ik was nieuwsgierig of in de inventaris blijk gegeven werd van
een zekere onwennigheid in dit opzicht. Ik heb daar geen tekenen van kunnen ont
dekken, al zijn de beschrijvingen omslachtiger dan die van de latere stukken. Ook
vielen mij op het zeer frequente gebruik van de term "eigendomsbewijs" en verder
het handhaven van de verouderde term "magescheid". Ik heb dit ook altijd een erg
mooi woord gevonden, maar zou toch willen aanbevelen het door iets anders te
vervangen.
De kritiek op deze inventaris betreft voornamelijk de uitvoering. De inhoudsopgave
en de kopjes in de inventaris zijn niet erg overzichtelijk. Er is een ingenieus gebruik
gemaakt van cijfers en letters, voorzien van geen, één, twee of vier haakjes, maar
vooral bij de sterke onderverdeling in de afdeling I.A.49 gaat het duizelen en op de
bladzijden VI tot IX van de inhoudsopgave is een lineaal nodig om te begrijpen
waaronder nu precies een e) of een (7) valt. Veel kopjes in de inventaris steken on
voldoende af tegen de rest van de tekst. Erg bezwaarlijk is dit alles niet de uit
voerige index op zakenmaakt het gemakkelijk om in deze inventaris de weg te
vinden. Belangrijker vind ik het feit dat de inventaris bij enigszins frequent gebruik
uit elkaar valt. Juist omdat deze inventaris waarschijnlijk veel geraadpleegd zal
worden is dat jammer. Laten we hopen dat ik een slecht exemplaar heb getroffen en
dat de overige exemplaren de tand des tijds zullen weerstaan.
E. P. de Booy.
G. 't Hart, Rijnlands Wapen, 40 blz. Leiden 1977.
De archivaris van het hoogheemraadschap van Rijnland zet in dit boekje duidelijk
uiteen wat bekend is over het ontstaan en de veranderingen van het wapen van deze
instelling en gaat vervolgens in het bijzonder in op het daarin voorkomen van de
dubbelkoppige adelaar naast de klimmende leeuw van Holland.
Men meende, dat de afbeelding van Rijnlands wapen in het door dit hoogheemraad
schap in 1594 aan de St. Janskerk te Gouda geschonken raam de oudste was, die
bewaard is gebleven. In het handschrift van Arnoldus Buchelius uit de jaren 1612-
1620, berustende in de Universiteitsbibliotheek te Utrecht, staat echter op blz. 77 een
bericht over een raam, dat door Rijnland geschonken was aan de St. Pieterskerk te
Leiden. Uit de daarin opgenomen wapens van hoogheemraden kan geconcludeerd
worden, dat dit glasraam vervaardigd is tussen 1509 en 1515. Uit het handschrift
van Buchelius blijkt tevens (blz. 65), dat in de kerk te Warmond in een in 1591
door Rijnland geschonken glas het wapen van het hoogheemraadschap voor het
eerst in enkelvoudige vorm voorkwam, d.w.z. leeuw en adelaar op één schild. Op
338
de kussens, die in het begin van de 17e eeuw vervaardigd werden voor de vergader
zaal in het gemeenlandshuis te Leiden, schoof de leeuw over de adelaar heen en
werd de laatste gezien als schildhouder. Ook op het titelblad van het keurboek van
1610 is dat het geval. Waarschijnlijk in 1631 kwam dit wapen ook te staan op de
staven der zes lopende boden. In 1645 plaatste Pieter Post het in de gevel van het
gemeenlandshuis te Halfweg.
In de tweede helft van de 17e eeuw verdwijnt uit Rijnlands wapen het omschrift,
dat herinnerde aan de Rooms-Koning Willem II, de uitvaardiger van het oudste
charter in de Rijnlandse archieven, gedateerd 11 oktober 1255. Hij verklaarde daarin
geen sluis te Spaarndam of bepaalde andere waterstaatswerken te zullen doen aan
leggen zonder toestemming van de heemraden van Rijnland. Ten onrechte heeft men
hieruit de stichting van het toen reeds bestaande hoogheemraadschap afgeleid. Bij
het op de achtergrond raken van de mythe van de koninklijke stichter, werd zijn
adelaar van schildhouder tot wapendier, dat in het wapen zelf werd opgenomen.
S. J. Fockema Andreae stelde, dat zulks omstreeks 1710 zou zijn gebeurd, maar
't Hart toont nu aan, dat deze wijziging pas een veertigtal jaren later tot stand ge
komen is. Een eerste aanwijzing daarvoor vond hij op de grote kaart van geheel
Rijnland van Melchior Bolstra, uitgegeven in 1746.
Aan de hand van de Göttinger dissertatie van J. E. Korn uit 1969: Adler und Dop-
peladler - Ein Zeichen im Wandel der Geschichte, komt 't Hart tot de conclusie, dat
symbolisering van Willem II door een dubbelkoppige adelaar weliswaar heraldisch
onjuist is, maar verklaarbaar als heugenis aan het oude Romeinse keizerrijk.
De archivaris van Rijnland heeft in dit welverzorgde boekje een goed gecomponeerde
documentatie gegeven over het wapen van zijn instelling, waarbij zijn speurwerk
hem in de gelegenheid stelde verscheidene nieuwe gegevens naar voren te brengen.
De dertien opgenomen afbeeldingen, waarvan vier in kleur, die alle uitvoerig zijn
beschreven, dragen in aanzienlijke mate bij tot de waarde van deze studie.
J. H. van den Hoek Ostende
Bibliografie van in Nederland verschenen kaarten, 1975 en 1976, Koninklijke Biblio
theek, Lange Voorhout 34, 's-Gravenhage, 17,50 per deel.
In 1977 kwam een "bibliografie van in Nederland verschenen kaarten" over het jaar
1975 van de pers. Thans is een zelfde deeltje uitgekomen over het jaar 1976. Het is
de bedoeling om in het vervolg ieder voorjaar een bibliografie te doen verschijnen
over het afgelopen jaar.
Over het nut van een dergelijke publicatie hoeven we, dacht ik, niet te discussieren.
In gedachten zie ik onze nakomelingen al even in een tienjarige klapper kijken om
een kaart te dateren.
Het werkje werd tot stand gebracht door samenwerking tussen de K.B., als Depot
van Nederlandse publicaties, het Bureau C.C.K. (Centrale Catalogus Kartografie)
van de Nederlandse Stichting Informatie- en Documentatiecentrum voor de Karto
grafie en het A.C.C.U. (Academisch Computer Centrum te Utrecht.)
[339