Inventarisatie van de Pasar Ikan-archieven in het kader van de samenwerking tussen het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en het Arsip Nasiona! ie Jakarta Op 13 juli 1978 werden met enige plechtigheid aan de directeur van het Arsip Nasio- nal te Jakarta een achttal inventarissen overhandigd. Hiermee kwam een officieel einde aan het bestaan van de zogenaamde Pasar Ikan-archieven, die sinds tientallen jaren een ergernis waren geweest voor Indonesische en Nederlandse archivarissen. In de dertiger jaren was de Landsarchiefdienst te Batavia verrast met een paar hon derd meter archief, afkomstig van en overgedragen door het departement van Financiën. Deze verzameling bestond uit verbalen en dossiers van het departement zelf en uit de archieven van de diverse afdelingen zoals de directie der Cultures, de directie der De schrijver van dit artikel overhandigt de inventarissen aan mevrouw Soemartini direc teur van het Arsip Nasional. [306 Producten en Civiele Magazijnen, de directie der Middelen en Domeinen, alles over de periode 1816-1880. Wegens plaatsgebrek in het hoofdgebouw van de Lands archiefdienst aan de Jalan Gajah Mada werden deze archieven "tijdelijk" geplaatst in een 17e eeuws pakhuis van de VOC, gelegen aan de Pasar Ikan, de Vismarkt, in de benedenstad van Batavia. Dit gebouw heeft als archiefpakhuis dienst gedaan tot 1977 toen het werd betrokken in een grootsopgezet renovatieplan van het oude havencomplex en er voor archieven geen plaats meer was. Inmiddels was er echter wel het een en ander gebeurd met de in dit gebouw opge slagen archivalia. Ten eerste werd het bestand in de loop der jaren voortdurend uit gebreid, onder meer met het archief van het departement van Financiën tot ca. 1930, met het archief van de Weeskamer Batavia en met een niet onaanzienlijke hoeveel heid fragmenten van de in 1930 naar het hoofdgebouw overgebrachte residentie archieven. Het Pasar Ikan-hulpdepot was overloop en opbergdepot geworden van het hoofdgebouw. Dit bleek ook uit de aanwezigheid van ca. 30 meter archief daterend van vóór 1816, dat in feite behoorde tot het door Van der Chijs in 1891 geïnventariseerde archiefbestand en voorts uit de vele bureaurestanten, kennelijk af komstig van gewezen functionarissen van 's Landsarchiefdienst. Het bestand groeide tot een omvang van ca. 1300 meter. Op onbekende tijdstippen zijn deze archieven onbegeleid aan de wandel gegaan door het pakhuis en daarbij zijn zij waarschijnlijk hun oorspronkelijke verpakking kwijt geraakt. Het is niet mogelijk te reconstrueren wat er precies gebeurd is, maar het resultaat zou niet anders zijn geweest wanneer men deze 1300 meter archief los van boven uit het raam had gegooid en beneden weer bijeen had laten vegen door de straatjeugd nadat deze er eerst enige tijd mee had mogen spelen. In deze chaotische toestand werden de stukken, nog steeds los, op de rekken en op de vloeren opgesta peld en een tijdlang aan hun lot overgelaten in een ruimte waar weer en wind, ge dierte en gevogelte vrij toegang hadden, terwijl alles geleidelijk overdekt werd door de stedelijke sedimenten van stof en vuil. De toestand die de huidige directeur van het Arsip Nasional bij haar ambtsaanvaarding aantrof was schokkend en een van de eerste dingen die zij ondernam, was het reinigen van deze Augiasstal, het afsluiten van de open toegangen met deuren en gaas, het ontsmetten van de ruimte en het in bundels verpakken van de archieven. Gebrek aan geschoold personeel maakte het ondoenlijk verder iets te ondernemen. De zich goed ontwikkelende samenwerking tussen het Algemeen Rijksarchief en het Arsip Nasional leidde naar een oplossing: met hulp vanuit Nederland moest het mogelijk zijn dit probleem aan te pakken. Het project Pasar Ikan was geboren. Volgens een schatting door mij in 1974 bij bezichtiging van deze archieven gemaakt, zouden twee archivarissen in twee jaar, geassisteerd door voldoende hulppersoneel, in staat moeten zijn het totale bestand te inventariseren. Hierbij was tevens tijd uit getrokken voor het verlenen van de nodige in-service training op het gebied van de archivistiek en voor het meewerken aan de ontwikkeling van een Indonesische archiefterminologie. Het ministerie van CRM was bereid en in staat om één man gedurende één jaar voor zijn rekening te nemen. Het Cultureel Akkoord zou de tweede man betalen, terwijl 307

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1979 | | pagina 18