2. Dat ik prat ga op mijn diepe kennis van de archiefleer, moet belachelijk klinken
voor ieder die mij beter kent. Bedoelde geleerdheid veronderstelt namelijk een
wetenschap om op terug te vallen. Die wetenschap nu is er niet of nauwelijks.
De onlangs verschenen index op het Archievenblad bewijst, dat het aantal artike
len over ons vak de archivistiek zeer gering is. Anders dan bij andere intel
lectuele beroepen krijgt men tijdens zijn opleiding een zeer geringe bagage uit
gereikt en daar moet men dan de rest van zijn ambtelijk leven op teren, want er
komt nagenoeg nooit meer iets bij. Degenen, die zich daadwerkelijk met archief
ordening bezighouden, doen weliswaar praktijkervaring op, doch het is zaak die
niet te hoog aan te slaan. Leg maar eens tien ongeveer gelijksoortige archiefinven
tarissen naast elkaar en het resultaat is onthutsend. Heus, mijnheer Pirenne, er is
heel veel wat wij niet weten. En ik kan U verzekeren dat ik me dat bijna dagelijks
realiseer.
3. Er zijn echter enige ordeningsbeginselen, die door sommigen nog steeds gekend en
begrepen worden. Een dezer beginselen, die ik als de basis van onze ordenings
technieken heb leren beschouwen en waarmee het Nederlands archiefwezen met
wisselend succes nu ongeveer een eeuw in de weer is, is het herkomstbeginsel.
Uw wel zeer langademige, doch onvergelijkelijk fraaie reactie doet niets af aan
het feit, dat bedoelde inventaris zich niet verdraagt met het herkomstbeginsel en
dat er kennelijk een hogerhand" nodig was om de zaak nog enigszins recht te
buigen. Bepaald kwalijk vind ik dat door deze inventaris, alsook door Uw ver
haal het beetje archieftheorie dat we hebben op de tocht wordt gezet, zonder dat
er iets beters voor in de plaats komt.
4. Dat U een juridische vlieger zou oplaten had ik verwacht, aangezien dit altijd
gebeurt als er sprake is van "vervreemding" van archiefstukken. In de vorige
eeuw was dit al het geval, namelijk toen er sprake van was dat de stukken betref
fende de moord op Willem van Oranje geveild zouden worden. Dat mocht
natuurlijk niet gebeuren, heel Neêrland was in rep en roer, een nationaal schan
daal, enfin, men vond uit dat openbare organen hun archief "jure publico" be
zaten en derhalve hun archief niet eens kónden vervreemden. Ten aanzien van
de stukken, die Prospèr uit verschillende overheidsarchieven "leende", ligt het
kennelijk anders en wordt "verjaring" opgevoerd. Ook dit is geen nieuws. Met
het Nederlands "archiefrecht", zoals het door sommigen eufemistisch wordt ge
noemd, kan men namelijk alle kanten op, precies zoals met het raadseltje "het is
geel en het staat op twee pootjes". Duidelijk is dat het herkomstbeginsel (zijnde
geen juridisch begrip) moeilijk te rijmen valt met de juridische constructies over
de eigendom van archieven, alsook dat het begrip "goede trouw vanaf den be
ginne" (wèl juridisch) opmerkelijk weinig werd en wordt gehanteerd m.b.t. de
door het Rijk verworven archivalia. Duidelijk is tevens, dat in de nieuwe archief
wet deze zaken beter geregeld dienen te worden en liefst heel gauw, aangezien
bij op te heffen waterschappen de neiging bestaat hun eigendommen met inbe
grip van het archief over te dragen aan een stichting, die een "oudheidkamer"
moet gaan beheren. In Noord-Holland zijn we al met twee van dergelijke geval
len geconfronteerd. Dat echter archivarissen onderling zich ook met juridische
[302]
haarkloverijen bezighouden heb ik altijd een beetje beschamend gevonden, even
als de argumenten, die m.i. alleen maar dienen om "vervreemding" te voorkomen,
zoals "het Rijk is geen publieke maar particuliere eigenaar", "er is geld voor be
taald", "we hebben er al zoveel tijd in gestoken", "er is al een gedrukte inven
taris van", "er wordt zo vaak naar verwezen" enz. enz. Het zou me te ver voeren
als ik hierop uitvoerig zou ingaan, maar het komt erop neer, dat elke archivaris
meer verantwoordelijkheid zou moeten voelen voor het functioneren van het
archiefwezen in zijn totaliteit, o.m. door te trachten de zaken voor de gebruikers
zo overzichtelijk mogelijk te maken.
Een collectie aanwinsten vind ik nog altijd een noodoplossing. In elke bewaar
plaats treft men echter stukken aan, welke niet tot enig archief zijn terug te bren
gen en die men toch moeilijk weg kan gooien. Het is dus tevens de enige oplossing
en ook zal blijken, dat elke collectie aanwinsten een documentaire hutspot is, al
is de ene collectie het meer dan de andere. Als men in zo'n collectie alleen hand
schriften betreffende de eigen stad of streek en géén archiefstukken, géén druk
werken, géén corsetten en oorwarmers en géén stukken betreffende de rest van
Nederland en overzeese gebiedsdelen aantreft, dan valt het waarachtig wel mee.
In mijn map "Archivistiek" vond ik enige aantekeningen betreffende de collectie
aanwinsten van het Rijksarchief te Den Bosch, ten bewijze dat deze instelling
mij ook reeds vroeger met zorg vervulde. In 1885 (nr. 15) werd verworven een
"Stuk behoorende tot het oud-archief, adm. gedeelte der gemeente Cuyk. 1779".
In mijn brabantse tijd (1963-1968) zat dit stuk er nog steeds in, doch wel waren
aanwinsten overgedragen aan de abdij van Postel. Ook werden stukken toebe
deeld aan het Prov. Genootschap, o.m. Beschrijving van het beleg van 's-Bosch
(1892/207) en Beschrijving van het beleg van Bergen op Zoom (1893/18). En in
1930 (nr. 2) wordt door R.A. Haarlem aan R.A. Den Bosch overgedragen een
"Stuk behoorend tot het oud-archief, adm. gedeelte der gemeente 's-Hertogen-
bosch. 1699". Ook dit stuk zat er in de jaren 1963-1968 nog in. Meer aantekenin
gen heb ik niet, doch wel is me de indruk bijgebleven dat in het brabantse land
kennelijk iedereen voor schenking in aanmerking komt, behalve de gemeente- en
streekarchieven. Aangezien de achtergronden van een dergelijk beleid mij ridi
cuul voorkwamen, was het hopelijk nu ook weer niet al te ongepast dat ik als
streekarchivaris om de stukken betreffende mijn eigen streek vroeg. De heer
Pirenne was naar ik meen in 1885 nog niet in functie en in 1930 ook niet, dus kan
men hem ook niet verantwoordelijk stellen voor het "aanwinstenbeleid", waar
over zulke merkwaardige verhalen de ronde doen. Gelukkig heeft hij geleerd
zijn collectie aanwinsten zo klein mogelijk te houden, zodat hem een zinvolle
taak wacht.
In 1946 ben ik in het archiefwezen gekomen en in 1971 publiceerde ik mijn eerste
artikel in het Archievenblad, zodat de heer Pirenne me dus moeilijk kan verwij
ten over een nacht ijs te zijn gegaan. Ik heb dus enige ervaring en verder zou ik
voor een aantal zaken een oplossing weten, doch lang niet voor alles (zoals boer
van Vliet). Een aantal kwesties in het archiefwezen is namelijk onoplosbaar en
andere kwesties die wel op te lossen zouden zijn, zullen nooit opgelost worden,
[303