Het collegialiteitsbeginsel op z'n Alkmaars In de discussies voor en tegen de terreur kan de Bataafse revolutie dienen als argu ment voor de geweldloze, natuurlijke ontwikkeling van de maatschappelijke en politieke structuren. In Frankrijk werd in 1747 de école des ponts et chaussées gesticht. In 1774 waren 12.000 mijl wegen klaar en 12.000 mijl wegen in aanleg. Een groot aantal sociëteiten voor de landbouw ontstaan en bereiden de groene revolutie voor. In Den Haag ontstaat in 1747 de stadhouderlijke secretarie. Men kan de geboorte van de rijkswaterstaat dateren op 1754 bij de benoeming van Lulofs tot inspecteur- generaal. De artillerie en de genie ontwikkelen zich. Deze technische corpsen leveren de technocraten van de Bataafse revolutie en van de regering van koning Willem I. De sinds 1798 gestaag gegroeide macht van de bureaucratie wordt geordend in 1823 bij de instelling van de ministerraad. Het is de ontwikkelde, in de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen georganiseerde burgerij, die tot in de veertiger jaren onder supervisie van de grote minister van justitie Van Maanen de vernieuwing en de opbouw van de natie droeg. Het ontbreken van terrorisme en extremisme bereidde het succes voor van 1848. De verschirkkelijke Franse repressie van juni 1848 valt enkel te begrijpen tegen de achtergrond van het derailleren van de Franse revolutie in 1792 en 1793. De discussies over de aard en het karakter van de Franse revolutie, de glorious revolution van 1688 en het karakter van de opstand van de Nederlanden tegen Spanje brachten in de 19e eeuw alom de openbaarheid van de oudere archieven. De beroemde Belgische archivaris Gachard was in 1825 door de regering van Willem I aangetrokken om het gelijk van 's konings kerkelijke politiek toe te lichten met stukken uit de tijd van Maria Theresia en Joseph II. Met het huidige wetsontwerp op de openheid en de openbaarheid lijkt het openbaar archiefwezen nog meer een product en een instrument te worden van humanisering en liberalisering van de politiek. De samenwerking met de zich wetenschappelijk snel ontwikkelende kritische geschiedbeoefening zal nog vele zware eisen stellen. Met het excuus dat er misschien wel wat veel door hem is overhoop gehaald, ein digde spreker zijn voordracht. H. van Loo (secretaris "De Costumieren") SUMMARY The archivist and the political culture This is an epitome of a lecture by Mr. A. E. M. Ribberink, State Archivist of the Kingdom of the Netherlands (Algemeen Rijksarchivaris), to the juridical debating club "De Costumieren". Mr. Ribberink told something about the origin of the public archives, about the liberal-progressive Governor-General Lebrun and about the character of the Bata- vian revolution. The lecturer supposes that in the nineteenth century the archives became open to the public and thus a product and an instrument of humanism and liberalization of politics. [294] Ons land is altijd sterk geweest in het kweken van generaties wetgeleerden, binnen en buiten kerkelijk verband. Ook het archiefwezen kent dit species vaktheologen, die prat gaan op hun diepe kennis van de archiefleer. Tot deze categorie behoort dat weten we al langer ook collega Fasel uit Alkmaar. Nu hij blijkens zijn recent artikel "Het pertinentiebeginsel op z'n Oeteldonks" vanuit de hoogte van zijn ge leerdheid, zijn spottende terechtwijzigingen richt tot de arme onkundige drommels van het Rijksarchief in Noord-Brabant voel ik me bijna als de simpele tollenaar, die niet anders kan stamelen dan: "Heer wees ons arme zondaars genadig". Maar is de heer Fasel naar ik weet geen farizeeër, evenmin voel ik mij de schuwe zondaar, daar voor ben ik toch te trots (hopelijk wil collega Fasel voor mijn nederigheid opnieuw een kaars ontsteken in de kathedrale basiliek van St. Jan). Wellicht hadden de betrokken medewerkers er achteraf beter aan gedaan in de inleiding nog uitvoeriger dan al gedaan is alle overwegingen die tot dit resultaat geleid hebben uit de doeken te doen. Te snel is men er misschien van uitgegaan dat voor een goed verstaander een half woord voldoende had moeten zijn. Waar komt de kritiek van Fasel in hoofdzaken op neer: a. dat we een heleboel moeite voor niets gedaan hebben omdat de hele rommelcol- lectie uit niet meer bestaat dan archivistische curiosa, onbetrouwbare afschriften en een groot aantal originelen, afkomstig uit andere bewaarplaatsen, die we zon der veel omwegen hadden moeten terugsturen naar de plaats van herkomst, overeenkomstig artikel 3 van de archiefwet, en dat we op deze wijze in wezen alleen maar de hebberigheid belonen van een welgezeten Noordbrabander, die zich stukken uit overheidsarchieven had toegeëigend; b. dat we ons in alle bochten hebben gewrongen om de collectie te behandelen als ware zij een archief met een oneigenlijke toepassing van pertinentiebeginsel en herkomstbeginsel; c. dat we eerst de teruggave van de stukken hadden moeten effectueren alvorens met een dan uitgedunde inventaris voor de dag te komen; d. dat collecties in wezen uit den boze zijn en zoveel mogelijk dienen te worden ge liquideerd en ondergebracht in de collectie aanwinsten, door middel van alfa betische en systematische fichessystemen toegankelijk gemaakt. Ik zou hier gaarne naar best vermogen op in willen gaan. [295

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1979 | | pagina 12