dat de oudere voorstellen alles te veel in de bestaande constructievormen dwingen
en te weinig rekening houden met de technische ontwikkelingen. Dat deuren van
120 minuten brandwerendheid toegelaten worden, vindt zijn reden in het kosten
aspect, al heeft b.v. het nieuwe Algemeen Rijksarchief toch deuren van 360 minuten
brandwerendheid.
Drs. Winsemius is het niet met mr. Ribberink eens. In het beleid van de provincie
Zuid-Holland staat het culturele belang op de eerste plaats, ongeacht de kosten;
het is een zorg van bestuur. Ook ontkent hij dat de inspecteurs overleg geweigerd
zouden hebben. Het is z.i. onmogelijk een sterk depót te hebben als daar zwakke
plekken in zitten. Het prijsverschil tussen de twee soorten deuren is slechts 600.
Als grootste probleem noemt hij de glazen ramen, die thans een brandwerendheid
van hoogstens 5,4 uur hebben.
Drs. Van Ommeren zegt dat het verwijt aan de inspecteurs volkomen ten onrechte
is. In de zomer van 1974 werden de inspecteurs uitgenodigd deel te nemen aan het
beraad over de regels; afgevaardigd werden toen drs. Caminada en hijzelf. Bepleit
werd toen een formeel vaststellen van de regels en vooral eenvoudige regels te
ontwerpen. Het archief is tenslotte het laatste waar de brandweer op zal gaan spui
ten. De inspecteurs zouden toen hun voorstellen uitwerken, hetgeen zij ook gedaan
hebben blijkens hun publikatie. Daarna viel er een grote stilte. Drs. Van Albada
verklaart dat de brandweer zijn aandacht niet altijd op de laatste plaats aan het
archief hoeft te schenken; bepaalde punten kunnen tot vitaal punt verklaard worden,
b.v. musea e.d. Wanneer een vitaal punt bedreigd wordt, zal daar extra gespoten
worden, indien buitengewone omstandigheden (bombardement of grote ramp) dit
niet verhinderen.
De Tilburgse bouwpolitie en brandweer hadden bovendien hun bedenkingen over
zowel het huidige als het door de inspecteurs opgestelde stuk. Hun standpunt was:
als U voor Uw archief een bunker wilt, bouw hem dan ook! Hij benadrukt nog
maals de rol van de bestemmingsplannen en bepleit een onderzoek naar de mogelijk
heden om daarin rekening met archiefbewaarplaatsen te houden.
Drs. Bordewijk vraagt waarom er geen grote vergadering van allerlei deskundigen
bijeengeroepen kan worden. Hij stelt voor een commissie te benoemen die de zaak
voorbereidt voor de ledenvergadering.
De heer H. W. van Veldhuizen heeft zijn opmerkingen over het huidige stuk en dat
van de inspecteurs wegens de zeer grote omvang ervan maar op schrift gesteld, en
biedt deze de voorzitter aan. Hij acht discussie moeilijk en vraagt zich af of het
inventariseren van de problemen wellicht zinvoller zou kunnen zijn.
Ook drs. C. Th. Lohmann benadrukt het formele aspect dat de Archiefwet alleen
over de bewaarplaatsen zelf spreekt.
Drs. Winsemius steunt het voorstel van de heer Van Veldhuizen en verklaart dat
discussie thans niet meer mogelijk is: de ontworpen regels zijn reeds aan alle in
spraakorganen toegestuurd. C.R.M. heeft blijkbaar geen overleg gewild. Hij wenst
dat C.R.M. zijn stuk terugneemt.
Hierna schorst de voorzitter de vergadering voor overleg door het bestuur.
[200]
Na heropening resumeert hij dat er twee voorstellen ter tafel liggen: dat van drs.
Winsemius om een brief met verzoek om nieuwe inspraak te mogen hebben aan
het ministerie van C.R.M. te sturen, en dat van drs. Bordewijk om uit de leden een
nieuwe commissie te benoemen. Hieraan voegt het bestuur een derde toe, nl. een
teruggrijpen op een voorstel van de heer Yperlaan van enkele jaren geleden, dat
toen om onverklaarbare redenen niet tot uitvoering is gekomen, te weten de instel
ling van een commissie samengesteld uit een vertegenwoordiger van de VAN, een
provinciale inspecteur, een vertegenwoordiger van de Rijksarchiefdienst, een des
kundige voor bouwtechnische vraagstukken, een vertegenwoordiger van GMIT1, een
vertegenwoordiger van de afdeling MMA van het ministerie van C.R.M. en even
tueel een vertegenwoordiger van de Landelijke Kring.
Op de vraag waarom het bestuur eerst thans met het voorstel komt om deze oude
commissie alsnog van de grond te krijgen, antwoordt de voorzitter dat de vergadering
in het verleden daartoe geen kans gezien heeft. Drs. Bordewijk spreekt zijn bezorgd
heid uit dat het ministerie van C.R.M. niet in zal gaan op het bestuursvoorstel. In
dien dit niet gebeurt handhaaft hij zijn voorstel. De voorzitter belooft dat het bestuur
zeer sterk aan zal dringen. Bovendien kan dit alles op korte termijn gerealiseerd
worden. Wanneer echter het ministerie niet op het voorstel ingaat, dan zal ook zijn
standpunt overgebracht worden.
Drs. Winsemius wenst zijn voorstel te handhaven en is zeer principieel wat zijn
brief betreft. Overigens wordt die ook namens G.S. van Zuid-Holland aan C.R.M.
verstuurd. Maar er zou een alinea aan toegevoegd kunnen worden, waarin de bereid
heid van C.R.M. tot het medewerken in een commissie gevraagd wordt, of een
commissie van de VAN, of een commissie als bedoeld in het voorstel Yperlaan.
Nadat drs. Van Albada het bestuur gevraagd heeft de redactie van de brief van drs.
Winsemius niet ongewijzigd over te nemen, waarop de voorzitter belooft dat het
bestuur zélf een brief zal schrijven wordt het bestuursvoorstel in stemming gebracht,
en met 76 stemmen vóór aangenomen.
Drs. Bordewijk herinnert nog aan het voorstel van de heer Van Veldhuizen om alle
opmerkingen vooraf in te dienen, zodat de commissie meteen aan de slag kan, het
geen door de voorzitter ondersteund wordt.
Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt, waarna de voorzitter om 15.15 uur
de vergadering sluit.
De presentielijst wordt door 74 personen getekend.
1 Afdeling Gebouwen, Materieel, Interne en Technische Dienst van de Centrale Afde
ling Algemene Zaken van het ministerie van C.R.M.
[201]