bare banden en delen te beschermen tegen beschadiging door veelvuldige raadple
ging. Zij bevelen een bescherming biedend omslag aan, dat zodanig is geconstrueerd,
dat het omslag en niet de band van het register de trekkracht bij het uit de stellingen
nemen opvangt (nr. 3, 285-290). Over restauratie-werkzaamheden is gedegen en
nuttige literatuur te vinden in nummer 3 (279-286) en in nummer 4 (407-416). J.
Wetzel schrijft over het nieuwe gebouw van het landsarchief Berlijn (nr. 3, 253-256).
Het nieuwe gebouw van het Britse Public Record Office in Kew wordt aan de
lezer voorgesteld door L. G. Seed (nr. 3, 289-294), zij het in een Duitse vertaling.
Tussen beide gebouwen zijn diverse verschilpunten aan te wijzen. Zo is de tempera
tuur in het Berlijnse gebouw, dat evenals het Britse van air-conditioning is voorzien,
gesteld op 16° a 18° C., terwijl in Kew een constante temperatuur van 20 graden
gehandhaafd wordt.
Twee prominente archivarissen, een Duitse en een Nederlandse, worden in een
necrologie herdacht. De Nederlandse archivaris is Hardenberg (1901-1976), wiens
verdienste voor de internationale archiefwereld door G. Vollmer gememoreerd
wordt. Zij wijst tevens op Hardenbergs betrekkingen met de Bondsrepubliek, die
gestalte kregen door zijn regelmatige deelname aan de Duitse Archiefdagen, zijn
bijdrage aan "Der Archivar" en zijn gastdocentschap aan de archiefschool te Mar
burg (nr. 4, 468-469). W. Leesch herdenkt H. O. Meisner (1890-1976), ten onzent
vooral bekend door zijn "Archivalienkunde vom 16. Jahrhundert bis 1918". In
Duitsland, zowel in de Bondsrepubliek als in de DDR, gold Meisner als de "grand
old man" van het Duitse archiefwezen. In beide staten stond hij hoog in aanzien en
kon aldus een trait-d'union vormen (nr. 4, 469-474). Tenslotte zij gewezen op een
bespreking van het "Ostfriesisches Urkundenbuch. III. Erganzende Regesten und
Urkunden zu Band I und II 854 bis 1500", Aurich 1975 (nr. 1, 118).
RHK
Aflevering 1-2 van jaargang 48 (1977) van Archives et Bibliothèques de Belgique/
Arch'ef- en Bibliotheekwezen in België, opent met twee forse artikelen. In het eerste,
Armaria Trevirensia, behandelt R. Laufner de betekenis voor de studie van de eind-
middeleeuwse cultuurgeschiedenis van de grote verzameling handschriften en in
cunabelen, die zich in de stadsbibliotheek van Trier bevindt. Het tweede artikel, van
I. Goossens, bespreekt De oudste algemene statuten van de Universiteiten van Keu
len en Leuven in de vorm van een vergelijkende tekstanalyse. H. Baillien biedt Een
cumultatieve inventaris van de originelen op het stadsarchief te Tongeren, waarin
hij als stadsarchivaris alle bij zijn archiefdienst berustende oorkonden per "auteur",
met het aantal en hun chronologische begrenzing, opgeeft. De auteurs zijn in de
twee hoofdgroepen verdeeld: I. kerkelijke personen en instellingen, II. wereldlijke
autoriteiten en instellingen. Het is een uittreksel uit een cumulatieve inventaris op
steekkaarten, waarin op ieder fiche vermeld wordt tot welk archief (fonds) de be
treffende oorkonde behoort. Op de volgende bladzijden geeft dezelfde auteur na een
korte historische inleiding een overzicht van de fondsen en verzamelingen in Het
268
Stadsarchief van Tongeren, die in vijf afdelingen zijn gesplitst1. Een merkwaai
digheid, die ik vaak aantref in de publicaties van onze zuiderburen, is het gebruik
van het woord "fonds", waar wij van "archief" spreken. (Fonds van de stad, Fonds
van het Begijnhof).
M. Vleeschouwers-van Melkebeek publiceert een overzicht van de verloren gegane
en bewaard gebleven gedeelten van het archief van de "Officialité de Tournai"met
oude inhoudsopgaven van een aantal verloren gedeelten. Aansluitend vinden wij een
supplement op de inventaris van het archief van de "Officialité de Tournai" (1597-
1781), dat berust bij het bisschoppelijk seminarie te Doornik, door C. Vleeschouwers
en M. Vleeschouwers-van Melkebeek2. P. Nauta, directeur van de Frederik
Muller Akademie te Amsterdam, geeft de stand van zaken 1976 van De niet-univer-
sitaire bibliotheek- en documentatieopleidingen in Nederland. Uit de bijdrage van
S. Rumeau over Le personnel technique supérieur et le personnel technique de la
Direction des Archives de France, blijkt dat er ook in Frankrijk enigszins met onze
middelbare archiefambtenaren vergelijkbare specialisten bestaan. E. van Gelder geelt
na een korte historische inleiding een overzicht van de aanwezige fondsen en verza
melingen bij Het stadsarchief van Veurne en van de archieven betreffende Veurne,
die berusten in het Rijksarchief te Brugge. E. Lodolini schrijft een opstel over de
instelling in Italië in 1974 van een ministerie "per i Beni culturali (e ambientali)"
waaraan o.a. de zorg voor de Archivi di Stato (Rijksarchieven) is toevertrouwd.
Het is jammer dat aan deze bijdrage geen samenvatting in een andere taal is toege
voegd.
In de Mengelingen doet G. Dogaer verslag over De naoorlogse aanwinsten van de
afdeling handschriften der Koninklijke Bibliotheek van België. Verder geeft R. Mar-
quant een kort overzicht van 15 jaar ervaring in Frankrijk betreffende de Facilités
et dijficultés recontrées par l'Etat dans ses achats de documents. In de Kroniek van
het archiefwezen wordt o.a. de aandacht gevestigd op de Miscellanea archivistica,
deel X (1975), waarin C. Wyffels schrijft over Archief problemen in België, A. Scuf-
flaire over het vervaardigen van afgietsels van zegels en R. Laurent over Le service
éducatif des Archives de l'Etat.
Aflevering 3-4 van jaargang 48 (1977) bevat allereerst de teksten van de voordrach
ten gehouden op de studiedag betreffende Gidsen en overzichten van niet-Rijks-
archieven (Brussel, 25 november 1976). M. Duchein sprak daar over Les guides
d'archives privées en France, I. M. F. Ilsseling over de Verwachtingen van archief-
gidsen in Nederland. W. Leesch over de Archivbehelfe für Nicht-Staatliche Archive
in de Bondsrepubliek en H. de Kok over de Mogelijkheden en problemen voor ge
meentelijke archief gidsen.
1 Zie van H. Baillien ook de Inventaris van de parochiale registers en de burgerlijke
stand, bewaard in het stadsarchief te Tongeren, in: Vlaamse Stam, tijdschrift voor
familiegeschiedenis, 13e jaargang (1977), p. 533-540. Eerder verscheen in dezelfde jaar
gang van dat tijdschrift (p. 329-352) de Inventaris van de doop-, trouw- en begraaf-
boeken, bewaard in het stadsarchief te Antwerpen, samengesteld door D. Reyniers-
Defourny en J. van Roey.
2 Zie voor de inventaris: Archief- en Bibliotheekwezen in België 47 (1976), p. 263-323.
[269]