wijzen, die zonder twijfel uit een gemeentearchief komen. Men had dus beter de concept-inventaris kunnen rondzenden, waarna de gemeente- en streekarchivarissen een keus hadden kunnen maken. Ik heb echter zo'n vermoeden, dat de mededeling op de pagina tegenover de beeltenis van Prosper (een vlezige kop met een nogal hebberig mondje) op het laatste moment (door hogerhand?) is aangebracht Alsof iemand met gezond verstand zich met een schok gerealiseerd heeft, dat deze inven taris toch eigenlijk een zotte vertoning is. Overigens is bedoelde mededeling even eens merkwaardig, aangezien art. 3 van de Archiefwet uitdrukkelijk stelt, dat als archiefbescheiden ten onrechte onder een overheidsorgaan berusten, dit orgaan ervoor dient te zorgen dat ze te bestemder plaatse geraken. "Overleg" tussen archi varissen is derhalve onnodig en zelfs ongewenst; men behoort zich aan de wet te houden en die stukken terug te sturen. Mijn vermoeden, dat de mededeling tegenover Prosper (die hoe langer hoe zuiniger begint te kijken, lijkt het wel) een ingreep achteraf is, wordt sterker als ik lees hoe de makers van deze inventaris gepoogd hebben hun geknutsel archivistisch te onderstutten. Aanvankelijk is geprobeerd, zo vertellen zij, de originele stukken te plaatsen volgens het herkomstbeginsel, doch dit bleek onmogelijk, reden waarom men het probeerde met een ander beginsel, n.l. het pertinentieprincipe. Alsof archi- vistiek een soort klaverjassen is, dat men naar believen op z'n Leids, Amsterdams o West-Fries kan spelen. Overigens, wat bedoelt men met "plaatsen"? Was het de bedoeling dat de stukken teruggingen naar de archieven waaruit ze "geleend" zijn, of hebben de makers in hun onschuld wis en waarachtig geprobeerd een ordenings schema te ontwerpen op basis van de "oude orde"? Dit afschuwelijke vermoeden wordt zekerheid als ik lees, dat "door veel historici en archivarissen in deze rijke collectie zo zeer is huisgehouden, dat een eventuele oorspronkelijke orde geheel ver loren is gegaanDe Hemelse Moeder moge mij vergeven, maar tegen zoveel on verstand zouden toch geen kaarsen opgewassen zijn geweest. Maar goed, het werd dus het pertinentiebeginsel, zijnde blijkens Archiefterminologie "het beginsel, dat zowel bij de vorming als de herordening van archieven de bestanddelen, ongeacht hun bestemming en hun herkomst, behoren te worden geordend volgens de onder werpen, waarop zij betrekking hebben". Nu wil het geval, dat de Handleiding en dus ook Archiefterminologie alleen betrekking hebben op archieven (en dus b.v. niet op de collectie Cuypers van Velthoven) terwijl het pertinentiebeginsel boven dien een zeer dubieus beginsel is, dat door de samenstellers van de Handleiding fanatiek is bestreden. Voor het rijksarchief te Den Bosch bleek het echter bruikbaar, ook al moesten het herkomstbeginsel en de Archiefwet ervoor opzij worden gezet De mededeling tegenover Prosper (die uitgesproken schaapachtig kijkt, vind ik, persoonlijk dan) bevat voorts een tweetal restricties, die mij niet lekker zitten. Aller eerst moet "duidelijk aantoonbaar" zijn waar een bepaald stuk thuishoort. Aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is onvoldoende, terwijl het toch alleszins duidelijk aantoonbaar is dat ze op één plaats zeker niet thuishoren, n.l. in het rijks archief te Den Bosch. Er breken drukke tijden aan in Brabant! Verder worden alleen originele stukken eventueel overgedragen en geen afschriften, aantekeningen en overige documentatie". Ik zou de Bossche prosperisten het volgende willen [252] toevoegen: Beste mensen, wat heeft het rijksarchief te 's-Hertogenbosch nu toch aan 278 omslagen en 5 banden met afschriften en aantekeningen betreffende Bergen op Zoom? Of aan een paar exemplaren van de Rosendaalsche Courant? Of aan fiches betreffende Oirschot? Of aan een foto van zangvereniging St. Cecilia te Breda? Of aan stukken over Aarlanderveen, Dordrecht, Den Haag, Ooltgensplaat en Woerden? Men kan deze stukken toch veel beter naar de betreffende gemeente- en streekarchieven sturen, met de mededeling dat men ermee mag handelen naar be lieven? Ik kan me voorstellen, dat als iemand uit geheel Brabant afschriften en aan tekeningen betreffende b.v. het voorpootrecht of de mussengilden heeft bijeen gebracht, men zo'n verzameling (die zelden van grote omvang zal zijn) in zijn geheel naar de Collectie Aanwinsten overbrengt. Men heeft dan te maken met een thema tische verzameling en wat het zwaarste is moet het zwaarste wegen, ergo men laat zo'n verzameling intact en de gemeentearchivarissen moeten dan maar fotocopieën maken van wat hun interesseert. De collectie Cuypers van Velthoven is echter geen thematische verzameling en bovendien wekt de inventaris niet de indruk dat er enige afweging heeft plaats gevonden. Men ging er klaarblijkelijk van uit dat de collectie intact moest blijven en men vond het zelfs niet nodig dit te beargumenteren. Enfin, men heeft de originelen dus niet, maar de afschriften daarentegen weer wel geordend "volgens het herkomstbeginsel", waarmee een archivistisch novum van de eerste orde werd geschapen. Want de Nederlandse archivaris vermag veel, doch het toepassen van het herkomstbeginsel op door particulieren vervaardigde af schriften is voor zover mij bekend nog nooit vertoond. Uiteraard demonstreert dit alleen maar dat men in Den Bosch niet het flauwste benul heeft van wat het herkomstbeginsel eigenlijk is. "Aanvankelijk lag het in de bedoeling", zo lees ik, "ieder afschrift inhoudelijk te beschrijven en tevens na te gaan of de bron nog bestaat. Nadat op die wijze veel energie was geïnvesteerd bleek het ondoenlijke van een dergelijk uitgangspunt". Zo'n 21.000 afschriften uit de 19e eeuw is geen kattepis, vermoed ik. Dus ordende men ze volgens het "herkomstbeginsel", hetgeen een geweldige vereenvoudiging betekende, welke de makers echter "enigszins be treuren". Nou ja, kop op zeg, er zijn ongetwijfeld nog véél méér collecties en vlak ook de roemruchte Collectie Aanwinsten niet uit. Persoonlijk betreur ik die vereen voudiging niet, want een inventaris van bijna 460 pagina's is al mooi genoeg. En bovendien: Prosper maakte weliswaar véél afschriften, maar geen goede. Iemand, die de brabantse archieven kende als geen ander, heeft mij dan ook eens gezegd dat wat hem betrof driekwart van de collectie Cuypers van Velthoven op de mesthoop kon. Wat een verspilling van "geïnvesteerde energie" derhalve. Ik stel me voor, dat als men de originelen aan de eigenaren had terug gegeven en men de aantekeningen, afschriften, drukwerken, prenten, foto's e.d., die betrekking hebben op een bepaalde gemeente, had uitgedeeld, de diverse gemeente- en streekarchivarissen niet alleen veel beter over de waarde van met name de afschriften hadden kunnen oordelen (met de kans dat een berg nutteloos materiaal geruisloos zou zijn afgevoerd), maar dat tevens de ordening binnen enkele maanden zijn beslag zou hebben gekregen. Althans, zo zouden sommigen waaronder ik het gedaan hebben. Maar waar om simpel als het moeilijk kan en voorts moeten we uiteraard niets onbeproefd [253

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 31