Een laatste categorie sprekers was afkomstig uit de Arabische en Afrikaanse wereld.
Evenals Joegoslavië betoogden zij, dat de territoriale herkomst het eerste uitgangs
punt behoort te zijn. Het scherpst sprak de vertegenwoordiger van Algiers (Ainad
Tabet). Hij beschuldigde Frankrijk zij het op een correcte en goed geformuleerde
wijze van het leegroven van zijn land voor wat betreft de archieven bij het be
ëindigen van het koloniale bewind. Naar zijn opvatting had het congresthema beter
kunnen luiden "problèmes de transfer et de réintégration" in plaats van de termen
constitution et réconstitution". De overige Afrikaanse staten hadden op deze eerste
dag nog een bescheiden inbreng in de discussies over de principes. De tweede zit
tingsdag zou duidelijk maken, dat zij, geschaard rond Algiers en Tunis, een oppo
sitionele groep zouden vormen, die een algemeen aanvaarde eindresolutie van deze
Table Ronde twijfelachtig maakte.
Derde werkzitting
In de derde werkzitting, op de tweede dag, kwam de praktijk aan de orde. "Aspects
practiques du processus de constitution et de réconstitution", zoals het tweede
hoofdstuk van Gut's rapport luidde. Voorzitter van de zitting was miss Diane Saun
ders, archivaris van de Bahama's, terwijl de internationaal gezaghebbende archivaris
van Canada, dr. Wilfred Smith, als rapporteur optrad. Smith stelde voor om, in
plaats van constitution and réconstitution", te spreken over "appropriate dispo
sition van archieven. Hij benadrukte het belang van inspraak van archivarissen bij
het sluiten van verdragen waarbij archieven mede in het geding zijn.
Tichwinskij (U.S.S.R., chef van de historische sectie van Buitenlandse Zaken) deelde
mee dat de U.S.S.R. aan 26 landen archieven heeft uitgegeven die tijdens de Tweede
Wereldoorlog door de Sowjetlegers gered zijn. Hij vroeg de aandacht van Argen
tinië, België, de Bondsrepubliek en andere landen voor de Russische archieven die na
de Revolutie door deserteurs" (tsaristische ambassadeurs en ballingen) niet zijn
teruggegeven, maar vaak ten onrechte als particuliere archieven in buitenlandse
staatsarchieven terecht zijn gekomen. Booms (B.R.D.) stelde zich op het standpunt
dat het recht op vrije toegang tot elders bewaarde archieven belangrijker is dan de
oplossing van juridische aanspraken: het gaat om de vrije stroom van informatie,
niet om het feitelijk bezit van het papier. Met de vertegenwoordiger van Ivoorkust
is Booms het eens dat het recht op vrije toegang met zich meebrengt het recht om
films van de archieven te (doen) vervaardigen. Wat de openbaarheid betreft zou de
Bondsrepubliek een internationale afspraak, waardoor de termijn op 30 jaar ge
bracht zou worden, toejuichen. Ter voorkoming van misverstand merkte Booms
nog op dat de archieven van de autoriteiten van de Duitse bezetting z.i. behoren
tot het patrimonium van het bezette land. De B.R.D., de U.S.A. en Groot-Brittan-
nië werken samen bij het filmen van de archieven van de geallieerde bezetters van
West-Duitsland. De B.R.D. besteedt hieraan in vijf jaar 3 miljoen mark. Ook
Rhoads, de archivaris van de U.S.A., gaf de voorkeur aan reproduktie bóven feite
lijke overbrenging. Hij achtte de vorming van een internationaal fonds noodzakelijk,
waaruit subsidies voor kostbare verfilmingsprojecten betaald kunnen worden. Wijf-
[244]
fels (België) meent dat dit voorstel eerst op uitvoerbaarheid moet worden onder
zocht.
Mevrouw Soemartini (Indonesië) bespreekt de samenwerking tussen haar land en
Nederland, die gebaseerd is op wederzijds begrip en respect. De in Den Haag te
verfilmen documenten zijn geselecteerd door Indonesische specialisten. Zij vermeldt
de steun van twee Nederlandse archivarissen (De Graaff en Jacquet) die voor een
jaar aan het Arsip Nasional zijn uitgeleend. Ketelaar haakt in op de waarderende
woorden van mevrouw Soemartini door te onderstrepen dat "constitution et ré
constitution" niet in termen van winst of verlies moeten worden beoordeeld: beide
partijen hebben er baat bij en winnen er wederzijds, zoals bij de Indonesisch-Neder-
landse samenwerking, vriendschap en begrip door.
Dali (Tunesië) maakt zich tot tolk van een aantal Afrikaanse landen door te vragen
om internationale druk; in bilaterale onderhandelingen ziet hij weinig. De 50-jaar
termijn is voor de jonge landen zeer nadelig. Kagombé (Kenya) is het niet eens met
zijn collega uit Tanzania, die de vroegere koloniale mogendheden wil verplichten in
ventarissen over te leggen van de stukken die op de vroegere koloniën betrekking
hebben. Kagombé: we moeten zelf dat onderzoek doen. Het jonge land moet ook de
kosten dragen: als men er geen geld voor over heeft, is men op archiefgebied nog niet
rijp.
Vierde werkzitting
's Middags komen de "Récommendations au sujet de Taction internationale a pré-
voir" aan de orde. Voorzitter is de Spanjaard Sanchez Belda. Rapporteur Milosevic
(Joegoslavië) beveelt aan een lijst van nog onopgeloste geschillen tussen landen
samen te stellen. Mabbs (Groot-Brittannië) toont zich zeer pessimistisch over inter
nationale actie. De in Londen bewaarde koloniale archieven zijn geen archieven van
koloniën, maar Engelse archieven over de koloniën. Rhoads (U.S.A.) antwoordt op
de interventie van Wijffels en verklaart op dit moment alleen een "feasibility study"
inzake het door hem voorgestelde fonds te wensen. Ketelaar verklaart dat Neder
land, zoals reeds bij de beantwoording van de enquête aangegeven, niet veel voelt
voor de voorgestelde internationale commissie die nadere studie moet verrichten.
Zo'n commissie wekt verwachtingen die op internationaal niveau niet gehonoreerd
kunnen worden. Concrete resultaten kunnen slechts in bilateraal overleg worden
bereikt.
Slotzitting
De laatste ochtend (zaterdag) was bestemd voor de administratieve zitting, waarin
huishoudelijke zaken van de Table Ronde besproken worden, en voor de slotzitting.
Deze ochtend, die de apotheose van de conferentie zou hebben moeten vormen,
werd door de slechte voorbereiding een warrig en somber stemmend slot. De huis
houdelijke vergadering liep veel te lang uit, vooral door de behandeling van de fi
nanciën, waarbij de penningmeester Mahieu geen detail achterwege liet. Vervolgens
blijkt de koffiepauze van een half uur zeer lang uit te lopen. Bij de heropening stelt
de anders zo beminnelijke president Biljan zeer geïrriteerd vast dat er geen tekst
van een ontwerp-resolutie gereed is. De secretaris Kecskemeti geeft de schuld aan
[245]