leren, waarbij maar afgewacht moet worden hoe het succes van de eerste gidsen zal
zijn. Samsom loopt grote risico's en verlangt daarom dat de top (25%) gegarandeerd
zal worden door welke overheid dan ook. Een aanvrage om subsidie aan het Prins
Bernhardfonds is via het bestuur al verzonden. De voorzitter haakt hier op in met
de verklaring dat de landelijke commissie al de beslissing genomen heeft om met
Samsom in zee te gaan. Een groot aantal mensen uit het archiefwezen spant zich al
tot het uiterste in om de totstandkoming van de gidsen te verwezenlijken en het zou
onredelijk zijn van hen ook nog de uitgave en verzending te verlangen. Drs. Van
Albada blijft het een bezwaar vinden dat zo'n 60% van de verkoopprijs aan de
strijkstokken blijft hangen; zijns inziens kan dit véél lager zijn. De voorzitter ver
wijst hem naar de vertegenwoordiger van Noord-Brabant, die bij de beraadslagingen
met de landelijke commissie aanwezig geweest is.
De heer J. H. Coelingh Bennink vraagt waarom een circulaire voor een vakature
als b.v. te Hoorn, waar een hoger archief ambtenaar gevraagd werd, ook aan alle
leden met alleen het diploma van middelbaar archiefambtenaar toegezonden wordt;
hij meent hiermede veel portokosten te kunnen besparen. De voorzitter legt uit dat
een adressenlijst van het hele ledenbestand afgewerkt wordt, daar splitsing vrij
moeilijk valt, en ook uit oogpunt van het weten wat er aan vakatures omgaat door
vele leden toezending van in principe niet voor hen van belang zijnde circulaires
op prijs gesteld wordt. Bovendien betaalt de opdrachtgever een vastgesteld bedrag
per circulaire. Drs. Bordewijk refereert aan wat de voorzitter gezegd heeft in de
jaarrede over de middelbare archiefambtenaren ter gemeentesecretarie en meent
bespeurd te hebben dat het de voorzitter genoegen doet dat de gemeente Rijswijk
de daar bestaande vakature maar niet vervuld weet te krijgen. Hij vraagt zich af
of het wel zin heeft zo te reageren, daar gezien de gevallen te Middelburg,
Barneveld en Kerkrade deze weg toch vaak leidt tot het door ons gewenste resul
taat, en acht een archiefambtenaar ter secretarie beter dan helemaal geen zorg
voor de archieven. De voorzitter verklaart dat hij bepaald niet met genoegen de
lijdensweg van Rijswijk gesignaleerd heeft. Het bestuur werkt met een duidelijke
uitspraak van de ledenvergadering over het niet gewenst zijn van de middelbare
archiefambtenaar ter secretarie in plaats van de aanstelling van een gemeentearchi
varis en daarom verleent het bestuur geen medewerking aan deze vorm van benoe
mingen door de verspreiding van de betreffende circulaires te weigeren. Hij vindt
dat de betreffende gemeenten zichzelf te kort doen. Er is werk genoeg voor een
archivaris, zelfs meer dan een volle dagtaak. Ook het salaris vormt geen probleem,
daarvoor kan best een zelfstandige archivaris gevonden worden. Hij vraagt zich dan
ook af waarom het gemeentebestuur niet meteen het laatste stapje doet door een
gemeente-archivaris te benoemen, en verklaart dat hij nog nooit de zuivere motieven
van een gemeentebestuur vernomen heeft waarom men geen archivaris wilde.
Niemand het woord nemende, sluit hij hierna de vergadering.
Vervolgens stelt hij aan de orde het thema van het middaggedeelte van het pro
gramma, het project van de internationale archiefweken in het najaar van 1979.
Hij licht toe dat de vereniging lid geworden is van een nieuwe sectie binnen de
[102]
internationale archiefraad, waar alleen de landelijke verenigingen van archivarissen
lid van zijn. Deze sectie is opgericht omdat in de meeste landen de directies van
het (staats)archiefwezen alles overschaduwen en het beroepselement op deze manier
wat meer accent gegeven kan worden. Hierna geeft hij het woord aan mr. J. Rinze-
ma, vice-voorzitter, die uitlegt dat het idee ontstaan is toen bleek welk een grote
publiciteitswinst gemaakt is d.m.v. de themajaren (b.v. monumentenjaar). Een
archiefjaar is wat te veel, en daarom is gekozen voor archiefweken. In juli 1977
is een actiecomité tot een aantal suggesties en aanbevelingen gekomen. Internatio
naal zal de zaak van start gaan te Parijs met de opening van een tentoonstelling,
manifestaties en het uitbrengen van een film, die ook op andere plaatsen gedraaid
zal worden. Ook ieder land afzonderlijk kan een (nationale) film maken, tentoon
stellingen en symposia houden, enz-, terwijl ook op regionaal en plaatselijk niveau
tentoonstellingen en manifestaties gehouden worden. Het bestuur staat een lande
lijke commissie met regionale commissies zoals bij de archief gidsen voor ogen.
De voorzitter vraagt nu al om aandacht voor deze zaak, zodat wanneer de plannen
vaste vormen aan gaan nemen, er ideeën voor activiteiten in voorraad zullen kunnen
zijn. In dit verband wijst hij er op dat de plaatselijke manifestaties meegenomen
zullen kunnen worden in een bredere publiciteitsgolf, met name middels de pers,
en belooft dat men er in de toekomst meer en gedetailleerdere voorstellen over zal
krijgen.
Dr. Struick vraagt wie de kosten van dit alles gaat dragen. De voorzitter antwoordt
dat de plaatselijke kosten door de archiefdiensten zelf zonder bezwaar gedragen
kunnen worden, maar dat alle organisatorische kosten of door het Rijk of door
de vereniging gedragen zullen worden.
Hierna spreekt mr. J. Rinzema woorden van waardering en afscheid aan de voor
zitter. Hij herinnert eraan dat de taak van de voorzitter zeer verzwaard is en veel
tijd kost, en daarom nu gesplitst is. De voorzitter beantwoordt dat met een kort
weerwoord en sluit de vergadering om 15.00 uur.
Na een korte theepauze splitsen de aanwezigen zich in drie groepen, die een stads
wandeling maken of een bezoek aan het museum Simon van Gijn of aan het ver
nieuwde gebouw van de Gemeentelijke Archiefdienst brengen.
De presentielijst werd door 97 personen getekend.
Jaarrede van de voorzitter van de Vereniging van Archivarissen in
Nederland, drs. B- Woelderink, uitgesproken op de vergadering te
Dordrecht op 23 februari 1978.
Dames en heren collega's. Het is een traditie in onze vereniging om de jaarvergade
ring te doen plaats vinden op een telkens wisselende locatie. Vroeger was het zelfs
de gewoonte, dat aan het einde van deze dag over plaats en datum der volgende
ledenvergadering beslist werd. De tegenwoordige besturen hebben kennelijk minder
consideratie met hun leden. In tegenstelling tot de founding fathers van onze vere-
[103]