natie en samenwerking tussen archieven, bibliotheken en musea. Over de geauto
matiseerde informatieverwerking werd het woord gevoerd door W. Buchmann
(nr. 1, kol 43 vlg.), W. Schiller (nr. 1, kol. 45 vlg.), F. Belke (nr. 1, kol. 55 vlg.)
en W. Schöntag (nr. 2. kol. 165 vlg.). Buchmann legde er de nadruk op dat de
oplossing van het probleem van overname van computer-materiaal van de archief
vormende instantie voorrang behoeft boven het gebruik van de computer ten be
hoeve van de opslag van gegevens uit archieven. Volgens Schöntag is geautoma
tiseerde informatieverwerking een werktuig voor projecten, die men op traditio
nele wijze niet meer meester worden kan. Over toepassing van de computer voor
ontsluiting van een verzameling beeldmateriaal is een artikel verschenen van de
hand van H. Romeyk (1975, nr. 3, kol. 311 vlg.).
Bijzondere aandacht zij gevestigd op een artikel van C. Haase, "Studiën zur Kas-
sationsproblem", gepubliceerd in een drietal afleveringen (1975, nr. 4, kol. 405
vlg., 1976, nr. 1, kol. 65 vlg. en nr. 2, kol. 183 vlg.), omdat deze auteur de se
lectieproblematiek op een originele manier aanvat. Haase gaat uit van de totali
teit van archieven van overheids- en semi-overheidsinstellingen alsook van parti
culieren. Hij lanceert o.a. het idee om, voorzover zulks niet strijdig is met het be
lang van de archiefvormende instanties, de afzonderlijke archiefdiensten met ver
schillende accenten te laten selecteren, ter vermijding van dubbele of parallelle be
standdelen. Als hulpmiddel daarbij beveelt de schrijver een zogenaamde "Pro-
blemkatalog" aan, een soortement lijst van selectie-criteria, ontleend aan de indi
viduele karakters van afzonderlijke districten. Voorts doet Haase de suggestie aan
de hand om archivalia uit de tijd na ca. 1800, na het verstrijken van een bepaalde
termijn, opnieuw te evalueren onder het gezichtspunt van bewaring en vernieti
ging. Men zou niet moeten schromen om archivalia die niet of nauwelijks geraad
pleegd zijn alsnog aan vernietiging prijs te geven. "Nachkassation" noemt Haase
dat.
Over de materiële toestand van archivalia is het volgende geboekstaafd: Hugo
Stehkamper, "Die Urkundenverwahrung im Historisöhen Archiv der Stadt Köln"
(1975, nr. 2, kol. 157 vlg.); "Gesicherte und umstrittene Methoden der Archiva-
lienrestaurierung. Ein Tagungszyklus der niedersachsischen Archiwerwaltung"
(1975, nr. 2, kol. 163 vlg. en 1976, nr. 3, kol. 283 vlg.); Horst-Rüdiger Jarck,
'Microbiologischer Befall an eingesiegelten Archivalien" (1975, nr. 3, kol. 325
vlg.). De grote actieradius van de interessesfeer van Duitse archivarissen blijkt
uit artikels over het centrale archief van het tweede Duitse televisienet (1976, nr.
4, kol. 367 vlg.) en de collectie luchtfoto's van de universiteit van Keele (Enge
land) (1976, nr. 4, kol. 371 vlg.). De nieuwbouw van het Staatsarchiv Münster
wordt toegelicht door W. Kohl (1975, nr. 4, kol. 423 vlg.), terwijl het nieuwe ge
bouw van het Hauptstaatsarchiv Düsseldorf beschreven wordt door E. Wispling-
hoff (1976, nr. 4, kol. 381 vlg.).
In het Nederlands Archievenblad (1976, nr. 4, p. 247 vlg.) heeft F. C. J. Kete
laar de aandacht gevestigd op het artikel van W. Leesch, "Archivbehilfe: Haupt-
typen und Sonderformen" (1975, nr. 3, kol. 319 vlg.). Van de hand van dezelfde
auteur is een bijdrage verschenen met de titel "Deutsche Archivführer" (1976,
(190]
nr. 3, kol. 279 vlg.). Men lette er op dat het Duitse "Archivführer" iets geheel
anders is dan onze "archiefgids". Er wordt namelijk een publicatie mee bedoeld,
die in de eerste plaats in het licht gegeven wordt vanuit een oogpunt van propa
ganda.
Hierboven heb ik diverse onderwerpen gesignaleerd, die in Nederland ook in het
brandpunt van de belangstelling staan. Tenslotte wil ik wijzen op een punt van
overeenkomst meer op het negatieve vlak, namelijk meningsverschillen over cen
tralisatie en decentralisatie. In Duitsland gaat dat als volgt. In een ingezonden
stuk (1975, nr. 1, kol. 59-60) reageert de archivaris van de stad Hildesheim, H.
von Jan, op een artikel van C. Haase (dezelfde van het originele artikel over de
selectie), "Zentralisierung und Dezentralisierung im Archivwesen, dargestellt am
Beispiel der niedersachs. Archiwerwaltung" Der Archivar, 1974, nr. 4). Volgens
Haase zouden twee of drie steden in een bepaalde regio met behoefte aan een
nieuw archiefgebouw er verstandig aan doen gemeenschappelijk een bouwproject
op stapel te zetten. Als voorbeeld werden o.a. Hannover en Hildesheim genoemd.
Dit mocht de Hildesheimer archivaris niet over zijn kant laten gaan, aangezien
hij dertig jaar lang voor nieuwbouw voor zijn stadsarchief had moeten vechten en
die juist had weten te realiseren
RHK
Personalia
Op 3 april 1978 overleed te 's-Gravenhage op 72-jarige leeftijd de heer J. Steur,
oud-hoofdarchivist aan het Algemeen Rijksarchief. In een der volgende afleve
ringen van dit blad zal een artikel ter herdenking van deze verdienstelijke collega
worden opgenomen.
Op 31 mei 1978 overleed te Utrecht op 67-jarige leeftijd de heer F. H. C. Weijtens,
oud-hoofdarchivist aan het Rijksarchief in Utrecht. Hij was van 1960 tot 1965
secretaris van de Vereniging van Archivarissen en heeft ook in andere bestuurs
functies het Nederlandse archiefwezen gediend. Ook aan zijn nagedachtenis zal in
het Archievenblad een artikel gewijd worden.
Op 1 juni 1978 vierde de heer N. Veldhuis, archivaris van de gemeenten Veere en
Vlissingen en conservator van het Stedelijk Museum te Vlissingen, zijn 40-jarig
ambtsjubileum.
Mr. A. P. van Schilfgaarde, oud-rijksarchivaris in Gelderland, en sedert 1924
archivaris van het Huis Bergh, heeft deze functie neergelegd en is opgevolgd door
drs. J. Hofman, chartermeester aan het rijksarchief in Gelderland, adres rijks
archief in Gelderland, Markt 1, 6811 CG Arnhem, tel. 085-420148.
[191]
rvr».-? -ï-t