=5SSaH?Tr:g;
[182]
neerkwam op twee vrouwelijke archivarissen, G. Sjoemova en V. Gilenka, die uit
stekend Frans spraken.
De afdeling voor diplomatieke geschiedenis bestaat uit vier secties: het archief na
1917, het archief 1721-1917, een sectie voor bronnenuitgaven en een sectie voor
onderzoek. Het archief van vóór 1721 berust (uitzonderingen daargelaten) in het
TsGADA (zie hierna). Er worden veel bronnenuitgaven gepubliceerd (bv. een im
posante serie bescheiden betreffende de buitenlandse politiek), veelal in samen
werking met andere socialistische landen. Er is echter net verschenen een publikatie
van bronnen inzake de verhouding tussen Frankrijk en de U.S.S.R. in de laatste tien
jaar, een coproduktie van beide landen, in een Franse en een Russische editie uitge
geven. Er wordt samen met de U.S.A. gewerkt aan een uitgave van bronnen voor
de wederzijdse relaties 1765-1851. Met Zweden bestaat samenwerking in het publi
ceren van bronnen inzake de vroegste handelsbetrekkingen. Met dit land en met
Denemarken worden microfilms uitgewisseld.
Het historisch archief dat ik vervolgens bezocht is in een enigszins vervallen pand
gehuisvest; men is echter bezig met een nieuw gebouw. Zoals gezegd berusten hier de
archieven van Buitenlandse Zaken uit de periode 1721-1917, dus zowel van het door
Peter de Grote ingestelde college voor buitenlandse zaken (1720-1832) als van het
door Alexander I in 1802 opgerichte ministerie. De totale omvang is 700.000 een
heden (ongeveer 14 km). Men probeert ook persoonlijke papieren van diplomaten te
verzamelen. Per jaar komen 300 bezoekers, waaronder 50 a 60 buitenlanders. Een
buitenlander moet een schriftelijk verzoek van de ambassade of het ministerie van
Buitenlandse Zaken van zijn land hebben. Indien het een bezoek in het kader van
een cultureel accoord betreft, moet het verzoek afkomstig zijn van de Russische
wetenschappelijke instelling die als mentor fungeert. Het verzoek, dat niet ouder
dan een maand mag zijn, moet vergezeld gaan van een onderzoekplan. Binnen 30
dagen wordt op het verzoek om toegang beslist. Na een schriftelijke machtiging van
het archief kan het onderzoek beginnen. De studiezaal is op werkdagen geopend van
9.3017.30 uur, behalve op de laatste werkdag van iedere maand en de hele maand
augustus. De originelen van verdragen en andere "unique documents" worden
alleen op microfilm ter beschikking gesteld. De bezoeker krijgt maximaal vijf dos
siers per keer. Men mag uittreksels maken, maar geen volledige afschriften! Wel
kunnen kopieën door het archief gemaakt worden, maar niet meer dan 50 blad
zijden tegelijk. Grimsted deelt mee dat het bestellen van fotokopieën uiterst moei
zaam verloopt.
De inventarissen zijn niet ter inzage. Men krijgt de documenten waarvan de staf
meent dat ze voor het opgegeven onderwerp nuttig zijn. Door deze in onze ogen
merkwaardige beperking wordt werkelijk serieus onderzoek zeer bemoeilijkt. On
danks herhaald aandringen kreeg ik de inventaris van het fonds "Holland" niet te
zien. Als reden werd opgegeven dat in de inventaris allerlei ambtelijke notities staan
die ik toch niet zou begrijpen. Na enig doorvragen kreeg ik wel te horen dat de
drie inventarissen over de totale 18e eeuw (gemaakt in de tijd zelf) een omvang van
142 pagina's hebben. Na verder aandringen kwam ik te weten dat het fonds bestaat
uit 952 eenheden in 75 dozen. Als troost kreeg ik een exemplaar van de archiefgids
van het TsGADA: Tsentralny gosoedarstvennyj archiv drevnich aktov.Poetovoditel
(1946), 363 blz. Het fonds bevat het materiaal 1600—1800 over Holland. Sedert de
editie van de gids is alles van na 1721 naar het AVPR overgebracht en berust alleen
het gedeelte tot 1721 (dus het door Uhlenbeck beschreven materiaal, dat toen nog
bij Buitenlandse Zaken was) in het TsGADA.
Uit de 19e eeuw zijn er per jaar gemiddeld 10 cm rapporten en brieven van de
Russische ambassadeur in 's-Gravenhage. De Keizerlijke kanselarij gebruikte sedert
het eind van de 18e eeuw tot ongeveer 1890 als voertaal het Frans, zodat deze stuk
ken ook voor iemand die het Russisch niet machtig is, te lezen zijn. Een generale
index 1802ca. 1850 vormt een bruikbare toegang. De dames Sjoemova en Gilenka
hadden wat dossiers klaargelegd, bv. een bundel rapporten over de moeilijkheden
tussen Willem I en de latere Willem II, rond 1818; over het huwelijk van Willem II
en Anna Paulowna; enkele 18e-eeuwse "tijdingen" die de Russische ambassadeur
betrok van Hollandse "journalisten" enz.
14. Tsentralnyj gosoedarstvennyj archiv Moskvy (TsGAgM)
Centraal staatsarchief van de stad MoskouMoskou. Grimsted, 365366.
In een buitenwijk van Moskou, aan de Profsojoeznaja oelitsa bij het metro-station
Kaloeskaja, zijn in één modern gebouw twee van de drie onder Moskou's bestuur
staande staatsarchieven ondergebracht en hun centrale directie. Organisatorisch is
de opzet vergelijkbaar aan die welke onder Leningrad is beschreven. Er werken 151
mensen: 18 bij het film-, foto- en geluidsarchief (dat elders is gehuisvest), 55 bij het
archief van de Oktoberrevolutie, 55 bij het historisch archief en 23 bij de centrale
directie. De studiezaal biedt plaats aan 80 bezoekers (er zat bij mijn bezoek nie
mand). Het vijftien verdiepingen hoge gebouw, in 1976 gereed gekomen, is nu al vol
(3,5 miljoen eenheden ongeveer 70 km), maar een tweede fase van het bouwplan
voorziet in stichting van een tweede toren naast de bestaande. De airconditioning en
verwarmingsinstallaties in de kelder (1000 m2) zijn berekend op beide gebouwen. In
de depots zijn rookmelders en gasblussers, bediend vanuit een 24 uur per dag be
waakte meldpost in het gebouw. Er werken 40 technici voor het onderhoud van de
technische apparatuur. Bij de bouw was slechts één lift voor personen en archieven
aangebracht, maar men was nu bezig een tweede liftschacht te maken.
De afwerking van het gloednieuwe gebouw was, naar westerse maatstaven, nogal
slecht: het zag er uit of het door doe-het-zelvers gebouwd was en of er al jaren in
gewoond was. De reden werd mij later duidelijk, toen ik in een Moskouse krant las
dat studenten enige weken per jaar verplicht in de bouw werken en toen ik boven
dien hoorde dat bouwmaterialen nog al eens verdwijnen naar de zwarte markt en
op het werk vervangen worden door materiaal van mindere kwaliteit. Bovendien
schijnt het onderhoud van gebouwen en meubilair veel te wensen over te laten. De
gebouwen (het geldt ook voor hotels) maken inwendig dan ook een tamelijk slordige
indruk: betimmering en tegelwerk zit scheef, er zitten gaten in de muren en in de
traptreden enz. De werkkamers van de ambtenaren het viel me meer op zijn
tamelijk klein: de norm is 18 a 20 m2 voor drie personen (in Nederland 10 m2 per
persoon).
[183]