lening, de gebouwen, het personeel en de financiën. Alle afdelingen met één centrale registratuur. Deze afdelingen hebben rechtstreeks contact met de centrale staats archieven en de archiefdirecties in de republieken, maar e.e.a. wordt gecoördineerd door de belangrijke afdeling organisatie, bij wie alle stukken om medeparaaf komen. Deze afdeling inspecteert eens in de vijf jaar de staatsarchieven. Van de vijfjarenplannen wordt de hoofdrichting door de GAU aangegeven. Van de uiteindelijk vastgestelde inhoud berust echter 95% op autonome voorstellen van onderaf. Op basis van het vijfjarenplan maakt elke archiefdirectie een jaarplan. Bij de opstelling van de plannen hanteert men een taakanalyse met normtijden (zie hierna onder 11). Tweemaal per jaar wordt over de voortgang aan de GAU gerap porteerd, met uitvoerige statistiek. Buiten de organisatie der staatsarchieven staan de archieven van de machtige Aka- demie van wetenschappen, het partijarchief, "the carefully guarded documents of the Foreign Ministry", het archief van het ministerie van Defensie en het archief van de Staatsfilm. Evenals in andere landen beheren ook musea en bibliotheken omvangrijke archieven en collecties, waaruit de ook elders bekende rivaliteit met het archiefwezen resulteert. Het belang van al deze, weliswaar tot het fond beho rende, maar toch niet onder de jurisdictie van de GAU vallende, archieven wordt geïllustreerd door de plaatsruimte die hun beschrijving in het boek van mevrouw Grimsted (alleen over Moskou en Leningrad handelend) inneemt: ruim 150 pagina's, tegenover 100 pagina's gewijd aan de staatsarchieven. De planning van het historisch-wetenschappelijk onderzoek geschiedt door de Aka- demie van wetenschappen. Er bestaan 'problemnyje sovjeti" (probleemraden): com missies van Akademieleden en andere deskundigen op bepaalde vakgebieden. Daar onder zijn ook wel archivarissen, maar dan als specialist op een bepaald vakgebied. Archivarissen q.q. hebben wel zitting in de Archeografische commissie van de Aka- demie, die te vergelijken valt met onze Rijkscommissie voor vaderlandse geschie denis. Er bestaan jaarlijkse rapporten van het onderzoek in de staatsarchieven, en de Akademiearchieven, met namen van de onderzoekers en de onderwerpen (1964— 1974; op microfiche uitgegeven door 1DC). Het onderzoek richt zich vooral op de periode na 191712; men beweert dat alle archieven uit die periode geïnventariseerd zijn. Individuele projecten zijn uitzondering: het onderzoek geschiedt in of vanuit instituten van de Akademie, universiteiten enz. 4. Opleiding Er is in Moskou een archiefschool, het Historisch-archivistisch Instituut. De dagop leiding wordt bezocht door 100 a 200 archivarissen en registratoren, terwijl daarnaast enige honderden d.m.v. schriftelijke cursussen worden opgeleid. Voor elke plaats in de dagopleiding zijn 10 a 15 kandidaten. De opleiding duurt vijf jaar. De leer lingen beginnen op hun 17e of 18e jaar. Na de opleiding moeten ze drie jaar bij een archief werken; na deze periode verlaat 5 a 7% het archiefwezen. Na de middelbare school kan men ook direct bij een archief worden aangesteld; men kan dan later, 12 Zie echter: K. V. Tserepnin (red.), Aktoealnije problemy istorii Rossii epochi feoda- hzma. Sbornik statej. (Moskva 1970). [172] op voordracht van de archiefdirectie, alsnog de avondopleiding of de schriftelijke cursussen van het Instituut volgen. Abituriënten hebben een zekere voorrang bij aanstelling aan een archief, maar ook na de universiteit is een archiefloopbaan mogelijk. Aan verscheidene universiteiten kent men een archivistische richting, al is die meer theoretisch dan praktisch ingesteld. De universiteiten en de instellingen van hoger beroepsonderwijs staan in de U.S.S.R. gelijk. In 1962 waren er 709 in stellingen voor hoger onderwijs, waaronder 39 universiteiten en 201 pedagogische academies, archief- en bibliotheekopleidingen. Alle studenten krijgen een staats- beurs, er is geen schoolgeld. Tijdens de opleiding aan het Instituut wordt één derde van de tijd besteed aan archivistische en twee derde aan algemene onderwerpen. Tot de laatste behoren geschiedenis, taal- en letterkunde (één van de moderne talen is verplicht), oud-Slavisch en oud-Grieks. Latijn was vroeger verplicht; men overweegt het als verplicht vak opnieuw in te voeren. Wat de archivistische onderwerpen betreft verschilt de opleiding niet veel van de onze. Evenals in Nederland bezint men zich op het toekomstige beroepsbeeld (professio- gram): alle archief directeuren zullen worden geënquêteerd naar de "ideale archiva ris". Onderdeel van de heroriëntering is de stichting van een opleiding voor een nieuwe categorie archivarissen, die het eenvoudiger werk zouden kunnen overnemen van de aan het Instituut of de universiteit opgeleide archivarissen. In het hogere kader in het archiefwezen treft men veelal archivarissen die uit een andere tak van overheidsdienst afkomstig zijn, dus geen "carrière-archivaris" zijn. Zo was Pegov, de eerste vice-directeur van de GAU, vroeger secretaris van de Mos- kouse sovjet. 5. Ontvangst, programma, cultureel toerisme Tijdens mijn bezoek werd ik begeleid door een medewerker van de internationale afdeling van GAU, V. B. Romanov, die ook als tolk (Duits) optrad. De leiding gevende functionarisen die ik ontmoette spreken alleen Russisch. Daarentegen spreken bijna alle adjunct-archivarissen behalve Russisch ook Frans; anders dan hun chef-manager zijn zij ook werkelijk vakgenoten, met kennis van de inhoud der ar chieven. Deze archivarissen zijn bijna alle vrouwen; aan de top zijn er alleen mannen. Nadat ik maandagavond 4 april in Moskou was aangekomen, had dinsdagochtend de openingsbespreking plaats met F. I. Dolguich, directeur van GAU, zijn plaats vervanger A. M. Pegov en I. F. Popov, plaatsvervanger van de (op dat moment zieke) leider van de internationale afdeling van GAU. Ik kon mijn wensen uiten m.b.t. het programma, dat overigens alleen in hoofdlijnen bekend werd gemaakt. Gedurende de tien dagen heb ik het stuk, waarin het programma precies stond, zien raadplegen door mijn gastheren, maar het programma ook aan de gast ter inzage geven is niet gebruikelijk. Na deze opening volgde een instructief onderhoud met B. K. Bogatov, leider van de afdeling van GAU voor de planning en coördinatie van de staatsarchieven. Na een overzicht van de organisatie van het archiefwezen in de Sovjet-Unie gegeven te hebben, ging hij uitvoerig in op mijn vragen over de planning in de archiefdienst (zie onder organisatie). Dit eerste gesprek was een voor proefje van wat mij bij de meeste volgende bezoeken te wachten stond: in de vroege [173]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 39