wijze in Scheveningen niet mogelijk geweest zijn. Hij concludeert dat 1977 finan
cieel gezien een goed jaar geweest is, mede gezien het batig saldo van 34.000,
Dit zal echter in 1978 bijna volledig opgaan aan de uit te geven publicaties en het
verslag van de studiedagen.
Aangaande de begroting wijst hij op de gewenste rijkssubsidie van 30.000,en
het nadelig saldo van 17.800,—, welk tekort echter uit de bestaande reserves
bestreden kan worden. Hij wijst ook op de moeilijkheden die veroorzaakt worden
doordat i.v.m. de invoering van een nieuwe comptabiliteitswet het voor verenigin
gen, die subsidie van het Rijk genieten, vrijwel onmogelijk gemaakt wordt reserve
ringen voor toekomstige grote uitgaven te maken. De geplande uitgaven voor 1978
waren reeds lang voorzien, zodat de reserves daarvoor toereikend zijn, maar in de
toekomst zal voor grote buitengewone uitgaven naar andere mogelijkheden gezocht
moeten worden. Hij denkt daarbij aan: 1. een afzonderlijke rekening, met subsidie
van C.R.M., voor wetenschappelijke uitgaven, waaronder het Ned. Archievenblad,
2. een afzonderlijke rekening, niet gesubsidieerd, van overige aktiviteiten van de
vereniging, met mogelijkheden om te sparen, en 3. het stichten van een fonds
archivistieke uitgaven- De gelden verkregen uit de verkoop van publicaties vloeien
daarin weer terug, zodat het voortbestaan van uitgaven buiten het Archievenblad
om dan verzekerd is.
Tenslotte licht hij het voorstel tot verhoging van de contributie per 1-1-1979 toe.
Wil de vereniging op eigen benen blijven staan, zonder ingrijpende bemoeiingen
van hogerhand, dan dient er voor gezorgd te worden dat in ieder geval de vereni-
gingsaktiviteiten uit de eigen bijdragen bekostigd kunnen worden; daar bepaalde
prijzen jaarlijks fors stijgen, moet daar iets van de leden tegenover gesteld worden-
Een reduktie voor gepensioneerde en daarmee min of meer vergelijkbare leden
moet ook tot de mogelijkheden behoren.
Tenslotte wenst hij zijn opvolger succes en sterkte toe.
Hierna leest de voorzitter het verslag voor van de kascommissie, bestaande uit de
heren Van Bree en Stempher, waarin voorgesteld wordt de penningmeester décharge
voor zijn gevoerd beheer te verlenen. Dit wordt bij acclamatie verleend.
De discussie over de rekening over 1977 wordt geopend door drs. J. N. T. van
Albada, die een post met het saldo van het V.W.O.A.-fonds mist, en zich afvraagt
waarom het eerste nummer van het Archievenblad in vergelijking met de andere
zo duur geweest is. De penningmeester antwoordt dat het V.W.A.O.-fonds geheel
buiten de verenigingsadministratie gehouden wordt, en dat het eerste nummer van
het Archievenblad zo duur geworden is door een noodzakelijke nadruk t-b.v. een
aanzienlijk aantal jonge leden i-v.m. een betreurenswaardige fout van het bestuur.
Drs. J. A. A. Bervoets spreekt zijn afkeuring over dergelijke kostbare fouten uit.
Drs. H. Bordewijk heeft bezwaar tegen de begrotingspost waarin 13.000,voor
de uitgave van een repertorium van archiefinventarissen uitgetrokken wordt, daar
hij meent dat bibliografieën en de te verschijnen archiefgidsen de functie hiervan
over zullen nemen. De voorzitter antwoordt dat de uitgave van het repertorium in
het verleden door de ledenvergadering uitdrukkelijk gewenst is, en dat de functie
ervan ook na het verschijnen van alle archiefgidsen als zinvol beoordeeld is. Boven-
[98]
dien duurt het verschijnen van alle gidsen nog vrij lang. Drs. Van Albada doet de
suggestie om in het repertorium bij iedere genoemde inventaris te vermelden of
die nog te koop is en waar en voor welk bedrag, of anders alleen maar een supple
ment uit te geven van de na 1965 verschenen inventarissen. De voorzitter twijfelt
aan het nut van het vermelden van de voorradigheid en verklaart zich ook tegen het
uitgeven van alleen een supplement, daar dit in de praktijk niet erg handig werkt.
Bovendien zal het repertorium ook buiten het archiefwezen, met name bij de we
tenschappelijke instituten, zijn nut bewijzen. Dit laatste wordt door drs- Van Albada
in twijfel getrokken: de bibliotheken van die instituten hebben immers goede cata
logi, waarin de inventarissen snel te vinden zijn. De voorzitter acht een systematisch
overzicht van alle inventarissen veel beter dan een goede catalogus van toevallig in
een bibliotheek aanwezig zijnde inventarissen. Drs. Van Albada suggereert om dan
de 13-000,maar te besteden aan de uitgaven van de archiefgidsen. Mr. F. C. J.
Ketelaar, lid van de landelijke commissie voor de publicatie van de archiefgidsen,
licht toe hoe de gang van zaken geweest is. Hij verklaart dat ongeveer lè jaar gele
den nog onzekerheid bestond over de voortgang van het werk aan de gidsen, van
daar het besluit van de ledenvergadering toen om het repertorium uit te geven. In
het werk aan de gidsen zit nu wèl schot, en het nut van de gidsen acht hij groter dan
dat van het repertorium. Wel ziet hij uit bibliografisch oogpunt voordelen voor
het repertorium, al zijn die beperkt, zodat het al verrichte werk niet voor niets
geweest is. Overigens wekt het repertorium de verkeerde indruk dat hierin alle in
ventarissen opgenomen zouden zijn.
De voorzitter stelt hierop voor dat de vergadering beslist of de begrotingspost geheel
geschrapt wordt, of verminderd ingevolge de uitgave van alleen een supplement.
Drs. Bordewijk stelt echter voor dat het bestuur zal nadenken over de voor- en na
delen en op de volgende ledenvergadering de zaak opnieuw aan de orde stellen.
Drs- Bervoets vraagt of het gezien de kosten wel wenselijk is de zaak uit te stellen.
De voorzitter ziet hier geen grote bezwaren tegen en zegt toe dat het bestuur overleg
zal plegen met alle betrokkenen, ook de commissie voor de archiefgidsen, en dat
serieus overlegd zal worden over de uitgave van uitsluitend een supplement. Op de
volgende ledenvergadering kan dan over een en ander beslist worden.
Hierna worden rekening en begroting goedgekeurd.
Vervolgens wordt een nieuwe kascommissie benoemd, bestaande uit de heren
E. J. van Ebbenhorst Tengbergen en A. M. van der Woel, die hun benoeming aan
nemen. Drs- Th. P. M. Huys vraagt of het niet wenselijk is de kascommissie uit te
breiden en de taak te splitsen: naast de controle op boekhoudkundig terrein ook con
trole op het door de penningmeester gevoerde beleid, met name of hij alle mogelijk
heden voor het aanboren van subsidiebronnen wel benut heeft. Deze laatste kas
commissie zou volledig onafhankelijk moeten kunnen functioneren. De voorzitter
zegt toe dat het bestuur dit zal bestuderen en later van zijn oordeel kennis geven.
Het voorstel om de contributie van 45,tot 55,te verhogen wordt door de
voorzitter nog kort toegelicht, waarbij hij wijst op een toekomstig voorstel tot sta
tutenwijziging, waardoor de contributie voor o.a. gepensioneerden verminderd zal
kunnen worden. Mr. Ketelaar verklaart zich voor de verhoging, maar wenst dat de
[99]