Ei n ingang op de Indische mailrapporten melijke staat waarin sommige waterschapsarchieven zijn aangetroffen, de mate waarin ze, bij hun besturen berustend, toegankelijk zijn en het gemak waarmee archiefstukken aan particulieren worden uitgeleend, heeft wel bewezen dat de meeste waterschappen geen ernst hebben gemaakt met adequaat voor hun archief te zorgen. Tenslotte is het dan ook mogelijk de rechterlijke archieven van deze waterschaps besturen, die nu in het Rijksarchief te Haarlem berusten, naar het streekarchief over te brengen, zodat ze verenigd kunnen worden met de archieven waarvan ze deel uit maken. H. S. Danner. SUMMARY The polders in North Holland and their archives until the second half of the 20th century Until the second half of the nineteenth century in the province North Holland the seadikes, the enclosing dikes and great systems of reservoirs for superfluous polder- water had their own governments. In case such governments were lacking, manorial government took care of their own parts of seadikes and enclosing dikes. The draining of the "old lands" was also a task of the manorial government. Conse quently the manorial government was also the polderboard. On the other hand the governments of the reclaimed lands had more or less governmental tasks. Next maintenance of the seadikes was centralized, newly instituted polders were charged with the care of the enclosing dikes and that of the draining of the enclosed area as well. The manorial government, afterwards the municipal government, was definitively separated from the polderboard, as well in the "old lands" as in the reclaimed ones. When the inventories of the archives of the polders, which had become independent during the nineteenth century, were drawn up, the separation, mentioned above, between municipal government and polderboard, was not made very precisely from an archivistic point of view. The principle of provenance was not taken into account and instead the so-called successionprinciple was applied. Consequently on the one hand archival documents of polders were mixed with the archives of the above mentioned governments and on the other hand archival documents of polders were taken from those archives and described in the inventories of the nineteenth century polderarchives. In North Holland many small towns joined the regional archive repositories. However, in order to be able to consult all these polder-archives in connection with each other and with the municipal archives to which they partly belong, it is desirable to deposit them with these regional archive repositories as well. Moreover, these polder-archives are thus placed under expert control and are more accessible to the public than when they are deposited with their owners. [152] De toenemende belangstelling voor de serie "Mailrapporten" van de gouverneur- generaal van Nederlands-Tndië (1869-1900) in het archief van het ministerie van Koloniën (van 1850-1900, 1932 in het Hulpdepot te Schaarsbergen) leidde in 1974 tot het besluit een ingang hierop te vervaardigen. De archivisten M. Baertl en A. M. Tempelaars stelden, na een uitgebreid voorafgaand onderzoek, een indeling samen op basis van een systematische rubricering. De ondankbare pionierstaak viel toe aan mejuffrouw A. J. Huiser, een W.S.W.-medewerkster en tevens gediplomeerd middelbaar archief ambtenaar, die een jaar later de eerste index (1872) produceerde. Van 1975 af werden ook gewetensbezwaarden bij het werk betrokken. De intensieve begeleiding en controle werd grotendeels door de eerste ondergetekende verricht, die tevens een behoorlijk aantal indexen op zijn naam heeft staan. Eind 1976 nam de tweede auteur de taak van M. Baertl over. Ontstaan en betekenis van de serie Ook voor 1869 moest de G.G. de minister van Koloniën in kennis stellen van alle door hem genomen besluiten en de bewindsman informeren over de gebeurtenissen in Indië. In de praktijk beperkte de "landvoogd" zich tot incidentele correspondentie en zond verder de afschriften van zijn besluiten naar Nederland. De minister had tegen deze gang van zaken bezwaren, o.m. dat hij niet tijdig op de hoogte was van in behandeling zijnde kwesties, voordat daarop door de G.G. een besluit werd genomen. Ook de geringe frequentie van de berichtgeving stond de minister niet aan1. Door de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid in 1848 en de daarop toenemende parlementaire controle deed dit gebrek aan informatie zich steeds meer voelen. In 1869 werden o.a. de artikelen 5 en 6 van de instructie voor de gouverneur-generaal bij K.B. van 28 mei, nr. 41 gewijzigd. Krachtens het nieuwe art. 6 moesten voortaan alle belangrijke gebeurtenissen, handelingen, voorstellen e.d. afzonderlijk medegedeeld worden, zonodig vergezeld van toelichtende stukken. Vooral de adviezen van de Raad van Nederlands-Indië en de rapporten van de leger en marinecommandanten moesten in afschrift opgestuurd worden2. De opening van het Suezkanaal in 1869 en de belangrijke verbeteringen in de mail verzending door snelle Engelse en later ook Nederlandse schepen droegen bij tot een 1 Arch. Min. v. Kol.: Verbaal van 21 mei 1869, nr. 36. 2 Arch. Min. v. Kol.: Verbaal van 9 juni 1869, nr. 7. [153]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 29