Deze gang van zaken werd in 1426 door Jacoba van Beieren in haar privilege voor Kennemerland als volgt bevestigd: waert dat zij eenige dijcken hadden die inbrake soo sullen die schepenen van onsen lande aldaer, die heemraden op dien dijck zijn, dien dijck verleggen bij heuren eede. Item, soo sullen die schepenen voor schreven, als heemraden, die sluys ende sluystocht, sylen ende inwateringen moghen verleggen, tot allen tijde van 't jaer Philips van Bourgondië komt in zijn pri vilege van 1455 voor deze streek op dit punt terug, zeggende dat: onsen schout ende schepenen van onsen dorpen van Kennemerland ende Kennemergevolgh, met dengenen die zij daertoe neemen sullen ende anders niemant, keuren ende schouwen mogen, elck in sijnen ban, allen sluysen, ende sluystochten, wateringen, dijcken, dammen, inwegen ende uitwegen, tot oirbaer ons lants, gelijck dat vanouts gewoon- lijck is ende men doet in andere plaetsen, hunne naeburen ."8. In 1795 werden dorps- en polderbestuur door de wetgever van de Bataafse Repu bliek in principe gescheiden9. Op een enkele uitzondering na, onder andere in de Eilandspolder, heeft men deze bepaling niet nageleefd. Bijna overal werd het polder bestuur overgenomen door de municipaliteiten en daarna door de gemeentebestu ren10. Bij de gemeentewet van 1851 is deze scheiding weer aan de orde gekomen en in de loop des tijds, hoewel soms kwaadschiks doorgedrukt, overal verwezenlijkt. Gold de bovenstaande situatie voor Kennemerland, op Texel lag de zorg voor het waterschapsbestuur eveneens bij het dorpsbestuur11- 8 W. G. Lams, Het Groot-previlegie en handvestboek van Kcnnemerlandt en Kennemer gevolgh, Amsterdam, 1666, blz. 55 en 60. 9 Publicatie van de Provisionele Representanten van het volk van Holland, 7 october 1795; zie ook: mr. G. de Vries Az., Het dijks- en molenbestuur in Holland's Noorder kwartier onder de grafelijke regering en tijdens de Republiek, Amsterdam, 1876 blz 599-600. 10 G. v. Es, inventaris van het nieuw-archief der gemeente Schoorl, 1931, nr. 1 Notulenboek, "donderdag 16 september 1841. Vergadering van het gemeente bestuurna afloop dezer werkzaamheden (vaststelling gemeente-rekening) be paalde de burgemeester met de gemeenteraad, waaronder ook poldermeesters waren, de gewone najaarsschouw in de Aagtdorpcr-, Grootdammer-, Groeter- en Harger- polder, allen in deze gemeente gelegen G. v. Es, inventaris van het oud-archief van Castricum, 1924, nr. 2 Resolutieboek, donderdag 10 juli 1802en is voorts bij het gemeente bestuur aan hetwelk bij het doen der schouw gebleken was, dat door het gebrek aan pompen duikers) onder de dammen der landen aan dc Uitgeesterweg het water werd gestopt en verhinderd om tot de watermolens te naderen, tot merkelijk nadeel der landeigenaars en bruikers met advies van molenmeesters goedgevonden vast te stellen, dat de eigenaars van dc landerijen, aan de weg na Uitgeest uitkomende, zullen moeten zorg dragen dat voor het begin van de schouw welke dit jaar in de maand sep tember zal geschieden, onder de dammen van hunne voornoemde landen goede en behoorlijke pompen zijn gelegd, waardoor het water zonder enige verhindering kan lopen en tot de watermolen naderen; zullende bij nalatigheid de voornoemde pompen ten kosten en lasten der eigenaars terstond gelegd worden, en bovendien ieder nalatige verbeuren een boete van 10, 11 A. J. Kölker, inventaris van het oud-archief van Texel, 1972, nr. 206 "Acte van geldlening, groot 2500,— van Maria Smits, weduwe van Gideon de Wildt, schout bij nacht, door de vier burgemeesters ter bestrijding van de onkosten wegens het herstel van de dijken, 10 december 1671. 1 charter". [142] Westfriesland In Westfriesland het hele gebied binnen de omringdijk droegen de grote dijk besturen, de Ambachten nl. Geestemerambacht, de Schager- en Niedorperkog- gen, de Vier Noorderkoggen en Drechterland zorg voor hun eigen stuk zeedijk en was, behalve in Drechterland, ook het boezembeheer aan de schouw van het dijk bestuur onderworpen. Binnen deze ambachten hadden schout en schepenen van de steden en dorpen het polderbestuur in hun eigen rechtsgebied, maar met dat verschil dat waar er dorpen onder de jurisdictie van een stad vielen, zoals b.v. van Hoorn, Enkhuizen of Medemblik, de waterstaatszorg in hun voormalige rechtsgebieden opgedragen was aan de vredemakers, de vertegenwoordigers van deze dorpen. Deze hadden de bevoegdheid om keuren te maken en schouwden als heemraden samen met de schout van de stad. Hun vonnis werd door de schout overgenomen. Het zelfde verschijnsel kan men ook vinden bij de dorpen onder de jurisdictie van Edam en elders in Noord-Holland12. In de Niedorperkogge was het tengevolge van de ongelijke ligging van het terrein niet mogelijk het platteland van de drie dorpen, Oude en Nieuwe Niedorp en Winkel, onder één bemaling te brengen of een dorpsgewijze scheiding te maken. Daarom zijn de bemalingen daar door de grondeigenaren zelf gesticht. Daar het hen echter aan publiekrechtelijke bevoegdheid ontbrak, is het bestuur hierover door de gerechten overgenomen13. In de 19e eeuw heeft men bij de scheiding tussen gemeente- en waterschapsbestuur de ambachten van Westfriesland verdeeld in bannen of polderdistricten. Deze ban nen namen de waterstaatstaak die de gemeente op het platteland te verrichten had over, uitgezonderd de bemaling van dat gebied. Die was opgedragen aan de in deze tijd gereglementeerde polders. Daarom vallen deze bannen bijna altijd samen met het gebied van een gemeente en zijn ze zuiver territoriale indelingen, in tegenstelling tot polders, gebieden gelegen binnen een bemaling. Een polder kon dus meerdere bannen of gedeelten van bannen omvatten. Soms vielen de bannen samen met pol ders. Er is dan sprake van de banne en polder In dat geval was het banbestuur tevens polderbestuur. De taak van de bannen was zeer beperkt, nl. het schoon houden van sloten, het onderhoud van een weg, brug, etc. en het innen van de om slag, zowel van de banne als van het ambacht. In de eerste helft van de 20e eeuw zijn de bannen weer opgeheven omdat hun taak, mede tengevolge van de oprichting van het hoogheemraadschap van Noord-Hol- 12 A. A. Beekman, a.w. dl. II, blz. 1658 en 1659. C. I. Gonnet, inventaris van het archief der stad Enkhuizen, 1892, nr. 83(326) "26 mei 1598. Accoord van burgemeesters en vredemakers der steden Enkhuizen, Grotebroek en Westwoud met die van Wervershoof over het maken en onderhouden van hun molens, sluizen, wegen en wateringen". Ch. M. Dozy, inventaris van het oud-archief der stad Edam, 1898, nr. 400 "16 september 1599. Vergunning aan de vredemakers van Cadijck te hunnen koste een inlaag te mogen leggen in plaats van grond". 13 Mr. G. de Vries Az., a.w. blz. 360-361. [143]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 24