Op dezelfde lijn kan men de besturen over een belangrijke dam dijk) stellen
bij voorbeeld dat over de Nieuwendam te Monnickendam of de Schaerdam en
de hoogheemraadschappen der Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en (een
deel van) Westfriesland en Amstelland, boezembeherende hoogheemraadschappen.
Ook hiervan was het doel een verzekerd onderhoud van en toezicht op die dijken
en boezems en de garantie dat iedereen die er iets mee te maken had ook mee
betaalde.
Droogmakerijen
Wat de droogmakerijen betreft, deze verschijnen na de invoering van de wind
watermolen in de 16e eeuw in grote getale, aangezien bijna heel Noord-Holland oor
spronkelijk bestond uit een aantal zich steeds verder uitbreidende meren met kleine
stukken land ertussen. Het octrooi voor de bedijking van deze meren werd gegeven
door de Staten van Holland, die ook het bestuur benoemden. Lagen de te bedijken
meren in ambachtsheerlijkheden, dan gaf de ambachtsheer het octrooi en benoemde
het bestuur. Hadden de dorpsbesturen naast hun bestuurlijke taak nog de zorg voor
de waterstaat in hun rechtsgebied, bij de besturen der droogmakerijen lagen de
zaken precies omgekeerd. Naast hun zorg voor de waterstaat oefenden zij taken uit
die normaliter aan de dorpsbesturen waren opgedragen, getuige alleen al enkele
beschrijvingen uit bij voorbeeld de inventaris van het oud-archief van de Beemster:
"Stukken betreffende kerkelijke zaken, 1618-1730" en "Octrooi en ordonnantie der
Staten van Holland voor de weeskamer, 1760"2. Onder deze bestuurlijke taken res
sorteerde ook de rechtspraak in andere dan in dijkzaken, variërend van de voluntaire
jurisdictie in de kleine droogmakerijen tot de criminele in de Zijpe3, vermoedelijk
al naargelang er voor de verschillende octrooien betaald werd.
Polders op het oude land
Het bestuur over de afwatering in de verschillende rechtsgebieden op het oude land4
werd aan schout en schepenen der betreffende dorpen, gerechten of ambachten ge
laten. Zij traden qualitate qua op als dijkgraaf en heemraden en niet los van deze
functies, aangezien de polders juridisch niet zelfstandig waren. De ingelanden van
deze polders konden immers geen eigen bestuur voordragen, of kiezen, geen keuren
maken en geen boetes opleggen. Kortom, zij hadden geen publiekrechtelijke be-
2 G. v. Es, inventaris van het oud-archief van de Beemster, 1928, nrs. 82, 83-84.
3 Rijksarchieven in Noord-Holland. Jhr. mr. B. M. De Jonge van Ellemeet, inventaris
der oud-rechterlijke- en weeskamerarchieven, 1932,
nrs. 6506-6507. "Transporten en hypotheken, (in de Starnmeer), 1650-1811. 2 delen",
nr. 6508 "idem (minuten), 1808-1811. 1 deel".
nrs. 6347-6356 "Transporten en hypotheken (in de Schermeer), 1635-1811. 6 delen",
nr. 5753 "Gerechtelijke boedelvereffeningen (in de Heerhugowaard), 1721-1792. 1
bundel".
nrs. 6524-6525 "Baljuwsrol (in de Zijpe en Hazepolder), 1641-1743. 2 delen",
nrs. 6528 "Criminele sententiën (in de Zijpe en Hazepolder), 1709-1779. 1 deel".
4 Met het oude land wordt het reeds bestaande land bedoeld in tegenstelling tot het
nieuwe, het nieuw aangewonnen land.
[140]
voegdheden5. Men moet tot de scheiding tussen gemeente- en waterstaatsbestuur
hun taak op waterstaatsgebied zien als een onderdeel van het geheel der taken van
het dorpsbestuur. En zoals de schout of de ambachtsheer armmeesters en wees
meesters aanstelde om hem behulpzaam te zijn bij de verschillende onderdelen van
zijn bestuurlijke taak, zo benoemde hij tot in de 19e eeuw ook de poldermeesters,
molenmeesters, waarslieden en ambachtsbewaarders6. Zij vormden de schakel tus
sen de ingelanden en het dorpsbestuur. Zij hielden toezicht op de waterstaatswerken
en inden vaak de omslag die dan door hen aan het dorpsbestuur werd afgedragen'.
5 G. v. Es, inventaris van het oud-archief van Akersloot, 1926,
nr. 87. "Verbod van schout en schepenen om eigener authoriteit hekken of schuttingen
op de schouwdijken te plaatsen, 17e eeuw. 1 charter".
nr. 88 "Vaststelling door schout en schepenen van de wijdte van de vaart achter de
kerkgeest, 17e eeuw. 1 charter".
P. N. van Doorninck, inventaris van het oud-archief der gemeente Velsen 1895,
nr. 116 "Legger van de bepaling des Velserdijks, houdende hoeveel dijk ieder ingeland
in de Velserbroek moet maken en onderhouden, vastgesteld door schout, schepenen en
wel boren mannen van Velsen op 18 juni 1719, met goedvinden van den baljuw van
Brederode en de hoofdingelanden".
nr. 120 "20 augustus 1590. Schout en schepenen van Velsen als dijkgraaf en heem
raden, maken een bepaling uit welke landen de aarde behoort gehaald te worden bij
herstelling van de Velserdijk".
nr. 121 "21 augustus 1619. Beslissing van schout en schepenen van Velsen omtrent
de te betalen daghuur bij werken aan dijken en sluizen"
C. J. Gonnet, Archieven van de Zaanlanden 1917-1918, Archief van schout en sche
penen van de banne Oostzaan als dijkgraaf en heemraden van de polder Oostzaan en
Oostzaandam.
nr. 780 "Keuren en notificatiën van schout en schepenen, ook als dijkgraaf en heem
raden, 1631-1793. 1 bundel".
6 G. v. Es, inventaris van het oud-archief van de gemeente Heiloo, 1928,
nr. 57 "Brieven van nominatie en electie door de ambachtsheer van molenmeesters
(van de Oosterzijpolder), 1766-1794. 1 omslag".
P. N. van Doorninck, inventaris van het oud-archief der heerlijkheid en gemeente
Bennebroek, 1892,
nr. 291. "21 febr. 1763. Verklaring onder ede, afgegeven door Cornelis van Mekeren,
schout en secretaris tot Heemstede, en Willem Dolleman, substituut-secretaris en
gerechtsbode aldaar, dat uit de registers, te Heemstede berustende, is gebleken dat
van 1644 tot heden door de heren en vrouwen van Heemstede polder- of molenmees
ters zijn aangesteld, gelijk nog heden in Heemstede constant gebruik is".
G. v. Es, inventaris van het oud-archief van Kortenhoef, 1929,
nr. 9 Verkiezingen van molenmeesters door de schout en afgaande molenmeesters,
1649-1796. 1 omslag".
7 G. v. Es, inventaris van het oud-archief van Castricum, 1924,
nr. 1 "Resoluties van het gemeentebestuur. Comparitie gehouden 17 mei 1786.
is de molenrekening voor den jaare 1784 gedaan en gcbleeken dat daarbij meer was
ontvangen als uitgegeven 83:14:6 welke somma aan mr. J. N. v. d. Veen en Gerrit
de Groot als molenmeesters in ter hand gesteld en op de volgende rekening zal ver
antwoord worden
nr. 2 "vergadering van het gemeentebestuur van Castricum (donderdag 10 juni 1802)
als nog de rekening van Peter Duineveld en Albert Maartenz. Knaep, molen
meesters van Castricum, waarbij meer ontvangen als uitgegeven en dus bij kas
35:14:14".
[141]