Verkorting van de overbrengingstermijn van archiefstukken De inventarisatie van het archief van de Staten van het Overkwartier van Gelder, ordeningsmethoden en politiek in de achttiende eeuw gevraagd bij de benoeming der leden te streven naar een paritaire vertegenwoordi ging van archiefvormers, archiefbeheerders en archiefgebruikers. Met het bestuur van de Studiekring Overheidsdocumentatie is tot volle tevredenheid uitvoerig van gedachten gewisseld over de bijscholingscursus voor gemeentelijke re- gistratoren (cursus V.V.A.), waarbij bleek dat ook het bestuur van de S O D. van mening is dat de ouderdomsgrens van tijdens de cursus te inventariseren archieven behoort te liggen bij de grens van verplichte overbrenging. Het Convent van Rijksarchivarissen werd op de hoogte gebracht van de veront rusting bij de Kring ontstaan na ontvangst van het rapport "normalisering bezoe kersregistratie c.a." over de daarin uitgesproken gedachten over een beperking van de dienstverlening aan sommige groepen van bezoekers. Op verzoek van de gemeentearchivaris van Arnhem werd instemming betuigd met de stelling dat het gewenst is bezoekers de toegang tot de studiezaal te ontzeggen wanneer zij weigerachtig zijn de voor de toegang gestelde regels te eerbiedigen. Besloten werd met het ministerie van Sociale Zaken in contact te treden over de positie van medewerkers in W.S.W.-verband. De minister van C.R.M. werd verzocht in de begeleidingscommissie voor de oplei ding van archiefrestauratoren twee vertegenwoordigers van de Kring te benoemen. Over enkele technische onderwerpen als schaduwarchivering, microverfilming en inbraakbeveiliging en schoonmaak van archiefgebouwen werd veelvuldig van ge dachten gewisseld. [n de 82e jaargang 1978 afl. 1 van het Nederlands Archievenblad merkt Prof. A. F. Manning in zijn artikel "Toegankelijkheid van materiaal en mogelijkheden tot onderzoek naar de Nederlandse houding t.a.v. het streven naar Europese eenheid 1940-1950" op dat de Minister van C.R.M. nog steeds geen standpunt heeft bepaald inzake een aanbeveling van de Archiefraad over verkorting van de overbrengings termijn. (blz. 68). Dit moet op een misverstand berusten. De Minister van C.R.M. heeft bij brief van 23 januari 1976 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Ik moge ver wijzen naar het jaarverslag van de Archiefraad 1976 blz. 24. J. D. Chr. de Vries. 120" -4 ttt* -c-rlrirïtf T J-f-r«t4Xi.*irIïiT Inleiding Wie het repertorium op de eerste zevenenzeventig jaargangen van het Nederlands Archievenblad doorneemt, zal constateren, dat de geschiedenis van de archiefweten schap, die zich bezighoudt met het wezen der archieven en hun ordeningsmethoden, eigenlijk nog geschreven moet worden. Slechts een bepaald onderdeel van de archi- vistiek, de beginsels, en wel met name het herkomstbeginsel heeft zich tot nu toe in enige belangstelling kunnen verheugen1. Tot de archivistiek behoren echter ook de regels over het beschrijven en ordenen van stukken en over het in elkaar zetten van een inventaris, maar over het bestaan van deze regels en hun ontwikkeling vóór de totstandkoming van de Handleiding weten wij maar weinig. Verwonderlijk is dit niet, aangezien het achttiende- en negentiende eeuwse vergelijkingsmateriaal in de vorm van inventarissen schaars is. Tijdens de ordening van het archief van de Staten van het Overkwartier van Gelder, dat zich in het Rijksarchief in Limburg bevindt, bleek, dat dit archief reeds in de achttiende eeuw geordend was. Na enig zoekwerk werd ook de inventaris uit de jaren 17361737 en de daarop geleverde kritiek ge vonden in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Deze inventaris is een vroeg voorbeeld, misschien wel het eerste in het huidige Ne derland, van een "wetenschappelijke archiefinventaris". Een hedendaagse inventaris draagt in tegenstelling tot de inventaris vervaardigd tijdens de dynamische periode van het archief in principe de volgende kenmerken: a) de inventaris omvat het statische of semi-statische gedeelte van het archief, b) de inventarisator is geen ambtenaar, die in de vorming van het te ordenen archief aandeel heeft gehad, c) de inventarisatie geschiedt niet alleen ten behoeve van de administratie, maar voorna melijk om redenen van wetenschappelijke aard. Aan deze kenmerken voldoet ook onze achttiende eeuwse inventaris, al liggen de accenten iets anders. De inventaris heeft betrekking op een archief, dat de periode 1404—1702 omvat, werd vervaardigd door een buitenstaander, die door de centrale regering gestuurd was, en moest aller eerst een politiek doel dienen. Deze inventaris is dus wegens zijn karakter geschikt om met de bewaardgebleven kritiek als uitgangspunt te dienen voor een eerste ver kenning van het verleden van onze hedendaagse ordenings- en beschrijvingsmetho den. 1 Zie bijvoorbeeld: G. Panhuysen, De herziening van de Handleiding, de Nederlandse oorsprong van het "beginsel van herkomst", N.A.B. 62 (1957/1958), p. 2849. [121]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 13