L 6 Kartografie en rechterlijke archieven Dicussie over de opleiding tot middelbaar archief ambtenaar Uit goedbedoelde oogmerken heeft het bestuur op blz. 281 van jaargang 1977 van het Archievenblad gevraagd deze discussie voorlopig te staken, menende dat niet iedereen exact op de hoogte was van de denkbeelden van de commissie toekomst archiefschool en dat de discussie efficiënter gevoerd zou kunnen worden na pu blicatie van het rapport van bedoelde commissie. Men heeft het bestuur van ver schillende zijden daarvoor op de vingers getikt. En naar het bestuur zelf inziet, te recht, zodat het verzoek geplaatst onder de bijdrage van collega Fasel als niet gedaan beschouwd behoort te worden. Verbond van Historische Onderzoekers In de Nota Wetenschapsbeleid heeft minister Trip in december 1974 een organisa torische vorm geschetst van het wetenschappelijk onderzoeksbeleid, waarbij een Raad voor het Wetenschappelijk Onderzoek (R.W.O.) in de plaats komt van de huidige Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.). De in 1971 opgerichte Historisch-Wetenschappelijke Commissie der Ko ninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen publiceerde in november 1974 een rapport dat als basis zou kunnen dienen voor het nieuwe beleid. Vervolgens heeft de H.W.C. in 1977 een begin gemaakt met de oprichting van een Verbond van Historische Onderzoekers als voorloper van een Onderafdeling Historisch On derzoek van de R.W.O. Het Verbond omvat negen werkgemeenschappen, t.w. voor oude geschiedenis; middeleeuwse geschiedenis; nieuwe geschiedenis; economische en sociale geschiedenis, agrarische geschiedenis en historische demografie; lokale en regionale geschiedenis, historische geografie, genealogie en volkskunde; cultuur geschiedenis, (hierbij ook de anorganische natuurwetenschappen, de levensweten schappen, techniek en kartografie, geschiedschrijving, filosofie en methodologie der geschiedenis); overzeese geschiedenis, geschiedenis van de niet-westerse wereld; rechtsgeschiedenis en kerkgeschiedenis. Tot toetreding zijn allereerst uitgenodigd historische onderzoekers, verbonden aan universitaire en niet-universitaire onder zoeksinstellingen. Derhalve hebben alle hogere archiefambtenaren een circulaire over de toetreding tot de genoemde werkgemeenschappen ontvangen. In zeer bij zondere gevallen zullen ook niet-universitair gevormde wetenschappelijke onder zoekers voor het lidmaatschap van het V.H.O. in aanmerking kunnen komen. Mijn eerste intieme kennismaking met oude handschriftkaarten vond plaats bij het inventariseren van de procesdossiers van de Grote Raad van Mechelen. Ik herinner mij nog levendig de sensatie die het openvouwen van een onbekende, ruim vier eeuwen oude kaart bij mijzelf en bij de andere leden van de projectgroep teweeg bracht. Waarom voegden procederende partijen een visueel hulpmiddel in de vorm van een kaart toe aan de door hen al naar voren gebrachte argumenten? Was dat een oude gewoonte? Wie vervaardigde die kaarten? Nadat in de loop der jaren ver schillende typen kaarten waren opgedoken, drong de vraag zich op: wat is eigenlijk een "kaart"? Het onderwerp is fascinerend en de pogingen de opkomende vragen te beantwoorden leidden tot het raadplegen van allerlei soorten archiefbronnen. Om met de archivalia te beginnen: uitgangspunt waren de procesdossiers van de Grote Raad uit de periode ca. 1460 tot 1580, en de series Beroepen uit Holland, Eerste Aanleg en Aanzienlijke Geslachten. Van beide laatste series werden slechts de procesbundels geïnventariseerd die betrekking hebben op het territoir van het hui dige Nederland1. In de procesdossiers van de Beroepen uit Holland vindt men, in principe, de schriftelijke neerslag van de procedures in twee of drie instanties: ten eerste voor het plaatselijke gerecht waar de procedure werd aangespannen, ten tweede van de beroepsprocedure voor het Hof van Holland, Zeeland en West- Friesland, en tenslotte van het proces in appèl voor de Grote Raad. In de proces bundels Eerste Aanleg en Aanzienlijke Geslachten vindt men de schriftelijke neer slag van de processen die in eerste en laatste instantie direct voor de Grote Raad werden gevoerd öf wegens de aard van het geschil, of wegens de kwaliteit van de procespartijen. Hier doet zich al onmiddellijk voor elke gebruiker een handicap voor: de onvolle digheid van het overgeleverde materiaal. Niet alleen zijn in de loop der eeuwen bij verhuizingen van het Grote-Raadarchief stukken verloren gegaan, maar ook is de contemporaine regel die het een procespartij die van een revisieprocedure verklaarde Geannoteerde tekst van een voordracht gehouden tijdens de gezamenlijke ledenverga dering van de Vereniging van Archivarissen in Nederland en de Vereniging De Topo- grafisch-historische Atlas, met als thema "Kartografie en archivistiek", Amsterdam 17 november 1977. 1 Vgl. A. H. Huussen jr. e.a. "Onderzoeksmethoden betreffende het archief van de Grote Raad van Mechelen". Consilium Magnum 1473-1973Herdenking van de 500e verjaardag van de oprichting van het Parlement en de Grote Raad van Mechelen. Colloquium (Brussel-Mechelen) 8-9.XII.1973(Brussel 1977) p. 269-307. [7]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 9