Boeiend is het kleine, opgedrukte rebus-zegel van het convent, in twee uitvoeringen (1663 en 1677-1712): in een schild een bloem (Flor) en een hoofdletter F, te zamen Floreffe. Waarschijnlijk is dit "grapje" afkomstig van abt Henri van Eersel (1592- 1607, no. 44, afb. 30). Men vindt het tenminste voor het eerst boven de deur van de boerderij Hampteau, herbouwd in 1598: het wapen van deze abt is daar geflankeerd door twee schildjes, het ene met een roos, het andere met een F6. Van de abten, van wie geen zegel is gevonden, vermeldt schrijver naam en jaartallen. Een persoonlijk wapen van de abt verschijnt voor het eerst bij Baudouin de Forvie (1434-1444), Soms worden abtswapens op zegels bevestigd uit andere bronnen: door een haardplaat, een glazen fles, een gravure van de Abdij. De schrijver heeft dit bijzonder consciëntieus uitgezocht. Van verscheidene na-middeleeuwse abten is het wapen niet van hun zegel, doch alleen uit andere bron bekend: uit een manuscript of door een beeldhouwwerk b.v. in een gevelsteen of op de deur van een preekstoel. Schrijver beeldt dan dit wapen in plaats van een zegel af. Evenals te onzent is in Floreffe een abtszegel wel eens door verscheidene achtereen volgende abten gebruikt (nrs. 9, 12 en 15, 1236-1281 en nrs. 23-34, 1317-1421); het randschrift luidde dan Sigillum (secretum) abbatis Floreffie, zonder naam van de abt. Lucas van Eyck (1444-1465) heeft achtereenvolgens twee zegels gebruikt: op het tweede is de abt voor het eerst met mijter afgebeeld. Schrijver wijst erop, dat de abt van Floreffe bij pauselijke bul van 1 december 1453 het voorrecht heeft gekregen mijter, ring en de andere pontificale insignia te dragen. De abt van Egmond komt sedert 1264 met mijter voor. Van abt Godefroid Martin (1516-1552) tot en met Jean Roberti (1607-1639) hebben verscheidene achtereenvolgende abten één zegelstempel met hun naam en wapen gebruikt (1547-1635). Trad een nieuwe abt op, dan werd in het randschrift de naam en in de voet van het zegel het familiewapen veranderd. Abt Gilles d'Aischelet (1579- 1592) liet zelfs het hele randschrift vernieuwen in moderner lettertype. Les sceaux de l'abbaye et des abbés de Floreffe is een interessante en voortreffelijk gedocumenteerde bijdrage tot de litteratuur over kloosterzegels. E. C. M. Leemans-Prins Michel Duchein, Archive Buildings and Equipment, ICA Handbooks Series Volume I, Verlag Dokumentation, Publishers, München 1977, 201 p., 51 ill. De Franse uitgave van dit boek verscheen in 1966. In de sedert verlopen tien jaar zijn nieuwe archiefgebouwen tot stand gekomen en nieuwe ervaringen opgedaan. Zij zijn in deze Engelse editie verwerkt, waarbij de voorbeelden minder aan Frank- 6 In no. 44 zal men m.i. in de aanhef van het charter van 16 juli 1597 moeten lezen: Henricus Eersselius, niet Eersseli/is. In het randschrift van afb. 28 zie ik eerder Floreffien(sis) dan Floreffiens(is). [86] rijk en meer aan de Engels sprekende landen ontleend zijn. De bibliografie is inter nationaal geworden. In verband met de schema's en tekeningen bleek het een ge lukkige omstandigheid, dat in 1975 in het Verenigd Koninkrijk het metrieke stelsel werd ingevoerd. Toch is op p. 141 nog een vergelijkingstabel tussen metric and imperial measures opgenomen. Het eerste deel van het boek gaat over archief gebouwen in het algemeen. De ver schillende keuzen waarvoor men komt te staan als er archiefruimte gevonden moet worden, zoals nieuwbouw of aanpassing van een bestaand gebouw, werk- en depot ruimte ineen of gescheiden, plaats van het gebouw, boven of onder de grond, hoog bouw of laagbouw, losse stellingen of stellingen opgenomen in de constructie van het depot, komen met voor- en nadelen aan de orde. Dieper wordt verder o.a. inge gaan op belastbaar vloeroppervlak, soorten stellingen, vaste of verplaatsbare, en op de berging van charters, kaarten en microfilms. Daarna behandelt de auteur de werkruimten: sorteerruimte, fotografisch atelier, binderij en restauratiewerkplaats, kamers voor de staf en andere medewerkers, en de publieksruimten: hal, studiezaal, bibliotheek, tentoonstellings- en vergaderzaal, koffiekamer. De in de verschillende ruimten nodige apparatuur en meubilering krijgt ook de aandacht. Bij de dienst woning wordt zowel die van de archivaris als die van de concierge besproken. Bescherming van de archivalia tegen atmosferische omstandigheden, overmatig zon licht, brand, diefstal, ongedierte en stof komen in één hoofdstuk aan de orde met de electrische installaties, het interne transport en de communicatie per telefoon en intercom. Aan de esthetische kant van het gebouw worden ook enige bladzijden gewijd. Het tweede deel gaat over archiefgebouwen, die bijzondere eisen stellen. Dat zijn in de eerste plaats gebouwen, die hoewel voor een ander doel ontworpen, tot archief bewaarplaats worden ingericht. Verder de tussenarchieven en de archieven in tro pische landen. De foto's en tekeningen, die alle achterin het boek zijn opgenomen, zijn uiterst functioneel. Naast plattegronden, interieur- en exterieurfoto's, zijn er bijvoorbeeld ook tekeningen van archiefdozen en de mogelijkheden van hun plaatsing en van wagentjes voor het transport van de stukken te zien. Met Archive Buildings and Equipment is de serie ICA Handbooks op voortreffe lijke wijze geopend. J. H. van den Hoek Ostende Kunstreisboek voor Nederland, zevende herziene druk, samengesteld in opdracht van de Rijkscommissie voor Monumentenbeschrijving door de Rijksdienst voor Monumentenzorg te Zeist en uitgegeven door P. N. van Kampen Zoon, Amsterdam en Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1977, 801 blz-, 39,50. De eerste aflevering van dit werk, omvattende de provincies Noord- en Zuid-Hol land, verscheen in 1940. Later werden de vier afzonderlijke deeltjes verenigd tot één band. De voorlaatste druk is van 1965, met een ongewijzigde herdruk in 1969. [87]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 49