De opsomming van de fascistische bewegingen in Europa bij inv. nr. 489 (blz. 47-49), die raadpleging van dit stuk waarschijnlijk overbodig maakt. De uitvoerige analyse van ledenaanwas en -verlies van Nationaal Front tussen september 1940 en december 1941 (inv. nr. 1354), met nog een berekening van de gemiddelden in een N.B. Als bij inv. nr. 1410 de beschrijving juist is, dan is dit stuk vrijwel in extenso uitge geven. In plaats van "aantallen" zal echter wel "namen" moeten worden gelezen. De wijze waarop de leden- en sympatisantenadministratie wordt weergegeven (p. 156-161) en die waarop de abonnementskaarten van Het Nederlandsch Dagblad zijn beschreven in inv. nrs. 1652-1671 (p. 192-194) is mij Wel een beetje te veel van het goede evenals de lijst van boeken e.d. waaruit citaten door Arnold Meijer zijn ver zameld (p. 248-252). Anderzijds heb ik mij afgevraagd of de rapporten die bijvoor beeld in de inv. nrs. 1420 en 1425 en op veel andere plaatsen in één nummer zijn samengevoegd, zo onbelangrijk zijn dat ze niet voor afzonderlijke nummering in aanmerking kwamen. Een probleem waar ik nog steeds niet helemaal uit ben vormen de soms griezelig lange correspondentielijsten, die grotendeels per letter van het alfabet in omslagen zijn gestopt. Een van de onaangename aspecten was voor mij dat ik even gedacht heb dat er bijvoorbeeld in de inv. nrs. 707 en 708 ongeveer evenveel brieven zouden zitten, terwijl nr. 707 vijfentwintig verschillende namen van correspondenten geeft en nr. 708 maar één. Ik heb mij afgevraagd of hier niet een andere aanpak op zijn plaats zou zijn geweest. Bij nr. 707 vond ik het ook vreemd om tussen de 24 perso nen, van wie de naam met een W begint, ineens de "Welt-Dienst: Internationales Institut zur Aufklarung über die Judenfrage te Frankfurt am Main" aan te treffen. Personen en instellingen hadden lijkt mij beter gescheiden kunnen worden. Een argument hiertegen kan misschien gevonden worden in de "oorspronkelijke orde". Maar die was er toch amper? Als personen en instellingen waren gescheiden dan hadden bij de correspondentie met personen ongeveer even omvangrijke omslagen gevormd kunnen worden, waarbij in de beschrijving alleen de eerste en laatste ach ternaam werd vermeld. Als men dan toch de namen van alle correspondenten wilde vermelden had volstaan kunnen worden met de vermelding van die volledige namen in de index. Ik kom er, zoals ik reeds schreef, niet helemaal uit. Het heeft voor sommige onder zoekers uiteraard voordelen dat zij de correspondenten in die verschillende situaties allen in één blok nauwkeurig omschreven vinden, niet alleen met hun kwaliteit en voorletters, maar ook met de plaats waar zij toen woonden, maar ik twijfel wel aan de noodzakelijkheid. Hier wil ik even kwijt dat mij soms het gevoel bekruipt dat de bewerker het vele, dat hij in eerste instantie bij de beschrijving had genoteerd, ook allemaal heeft opgenomen en ervan teruggeschrokken is om in al dat kostbare ma teriaal, dat zeker nodig was om orde in de chaos te krijgen, het mes te zetten. Op de indices kom ik straks nog terug. Met de Anneksen ben ik wel, met de bijlagen niet gelukkig. Anneks I, de lijst van besluiten van de Leider (p. 357-390) acht ik een vondst. Het was misschien niet noodzakelijk deze op te nemen, maar zij biedt een kroniek van Nationaal Front, waaruit veel duidelijk kan worden. Het is evenals de klassieke regestenlijst een goed hulpmiddel naast de inventaris. Een kleine oneffenheid vond ik slechts dat op deze bladzijden het jaartal vrijwel niet is vermeld. Juist omdat het maar over twee jaar gaat had het gemakkelijker (en veiliger) geweest als dat op alle rechterpagina's bij de eerste datum wel was gebeurd. Ook het opnemen van Anneks II, een lijst van stukken over Nationaal Front, die bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie berusten, is volledig verantwoord. Wel laat zich hier de vraag stellen of er bij Oorlogsdocumentatie nog meer soortgelijke dossiers aanwezig zijn, die hier niet zijn opgenomen. De opmerking dat het erom gaat "een zo volledig mogelijk beeld te geven van de archieven betreffende Natio naal Front" sluit deze mogelijkheid niet geheel uit. Bijlage III, die vermeldingen bevat van vraaggesprekken en een lijst van "voor deze archieven geschonken", maar er niet toe behorende stukken, had weggelaten kunnen worden. De teksten van de vraaggesprekken horen thuis bij de collectie geluids banden, die hopelijk meer zal gaan bevatten dan alleen deze "politiek geladen" ge sprekken. De andere stukken (genummerd 12-19) hadden gewoon behandeld kun nen worden als aanwinsten. Ik kan mij goed voorstellen dat een aanwinst als nr. 15 een "lekker stuk" was om te analyseren, maar ik dacht niet dat dit hier had moeten gebeuren. Hetzelfde geldt voor nr. 19, waar uit de verworven jaargangen van "De Nieuwe Gids" de artikelen met een politieke strekking (alle?) worden opgesomd. Een dergelijke (onvolledige) bibliografie verwacht niemand in een archiefinventaris. Bijlage V, die correspondentie en dergelijke bevat betreffende de inventarisatie, had evenzeer kunnen worden weggelaten. Deze 51 omslagen zijn misschien opgenomen om te laten zien dat deze inventarisatie nogal wat voeten in de aarde heeft gehad. Maar is dat nodig? In bijlage VI zijn de reeds in het begin genoemde twaalf voorlopige inventarisatie lijsten beschreven, die tijdens de eerste fase zijn gemaakt ten behoeve van onder zoekers. Op deze lijsten zijn thans onder de voorlopige nummers, waarnaar in een aantal publicaties in voetnoten en aantekeningen is verwezen, de definitieve num mers van deze inventaris genoteerd. Dat wil zeggen dat de gebruiker van de inven taris, als hij de in binnenkort te verschijnen publicaties geciteerde stukken terug wil vinden, vrijwel zeker deze lijsten zal moeten raadplegen. Naar mijn mening had uit deze lijsten beter een volledige concordans kunnen worden samengesteld (vice versa). Die had dan ook aan de gebruiker van de inventaris een direct en duidelijk beeld gegeven van de chaotische toestand van de archieven bij de overname, terwijl bijlage IV misschien wel handig maar eigenlijk overbodig was geweest. Het vrij grote aantal stukken, dat berust bij Oorlogsdocumentatie maar behoort tot de archieven van Arnold Meijer c.a. (inleiding p. XXV), had daarom ook meege- nummerd moeten worden. Dan zouden ook die inventarisnummers in de concordans hun plaats hebben kunnen vinden. Voor de beschrijving van die stukken zou het geen verschil hebben gemaakt, zeker niet nu men deze heeft gecursiveerd en de voorlopige vindplaats bij Oorlogsdocumentatie heeft vermeld. Er zijn nog meer redenen waarom zij beter meegenummerd hadden kunnen worden. Nu zullen deze [79] [78]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1978 | | pagina 45